Baja Angel – Van woestijncrash naar Mexicaanse gastvrijheid
Het plan was mijn maat Cooper oppikken in Baja, de kust afstruinen op zoek naar surf en hem vervolgens afdroppen op het vliegveld van San Diego. Cooper had een paar maanden terug zijn baan opgezegd en was vanuit Seattle naar Baja gefietst, zijn surfboard op een mini-trailer. Ik had een jaar eerder mijn vertrouwde leven in Seattle ingeruild voor een onzeker bestaan als freelancefotograaf.
Het afgelopen jaar had ik in mijn Honda Element gewoond: vijf sterren voor het uitzicht, één voor de service. We gooiden Cooper zijn fiets en board op de Honda en waren onderweg richting Mexico. Met eindeloos veel kilometers door de woestijn in het vooruitzicht reden we in shifts. Terwijl Cooper reed, zat ik te rommelen met de muziek. Toen ik hem om zijn password vroeg en hij even van de weg keek ging het mis. De wielen aan de rechterkant raakten van het asfalt in het zand. In een uiterste poging de auto terug op de weg te krijgen, gaf Cooper een ruk aan het stuur. Met ruim tachtig kilometer per uur niet de beste beslissing. We schoten diagonaal terug de weg op, raakten in een slip en het volgende moment waren we in de lucht. Voor een moment leek het of de tijd stilstond, de auto op zijn kop hangend in het luchtledige. Een Mexicaans colaflesje vloog door de cabine, de cactussen langs de weg groeiden naar beneden, ik ervoer een haast serene rust. In een instinctieve opwelling stak Cooper zijn arm naar me uit om mij te beschermen, een even sympathiek als zinloos gebaar.
Surrealisme in Mexico
Die serene rust werd bruut doorbroken door het overweldigende geluid van brekend glas, scheurend plastic en verwrongen staal. We gingen van slow motion naar fast forward terwijl de auto van de ene rol in de andere ging. Ik voelde geen pijn, ik voelde sowieso niets. Op het piepen in mijn oren na, leken mijn zintuigen uitgeschakeld. Ik kan me alleen nog herinneren dat het surrealistisch aanvoelde, alsof het niet echt gebeurde en we over een paar uur gewoon zouden gaan surfen. Er was geen openbaring, geen leven dat als een film aan me voorbijflitste, geen gedachten aan familie en geliefden, alleen ongeloof. Het volgende moment was het stil. De auto stond terug op zijn wielen, onze gordels zaten nog vast, de deuren gingen nog open. Verdwaasd stonden we naast het wrak. De carrosserie was verwoest, alle ramen gesprongen, het mag een wonder heten dat we het er levend vanaf gebracht hadden. In een ruime straal rondom het wrak lag onze bagage uitgestald. Sokken, shirts, camping gear, alsof er zojuist een tornado was gepasseerd. Vol ongeloof omhelsden we elkaar, blij dat we nog leefden. Op wat kleine schrammen en piepende oren na leken we het er ongehavend vanaf gebracht te hebben. Cooper vuurde een spervuur van excuses op me af, maar ik wilde er niets van weten. Shit happens, we maken allemaal weleens een fout. We waren er nog, maar hadden wel hulp nodig.
Eerste hulp in Baja Angel
Het was drie uur ’s middags, de zon hoog aan de hemel, geen mens te zien, alleen maar woestijn. Een paar minuten later kwam er een familie onze kant op gereden. Ze konden niet geloven dat we eigenlijk niet echt iets mankeerden. De moeder, een verpleegster, verzorgde onze wonden, liet mij haar telefoon gebruiken (ik had geen bereik) en hielp met vertalen. Het lokale verzekeringscontact waar ik mee doorverbonden werd sprak nauwelijks Engels en ik nauwelijks Spaans. Een politieagent stopte niet veel later om polshoogte te nemen, maar die zag geen reden langer te blijven hangen. Terwijl ik nog altijd aan de lijn hing met de verzekeringsagent stopte een gedrongen Mexicaan. In het Spaans bood hij aan zijn truck te gaan halen en ons, met alle onze zooi, een lift te geven. Zonder vastomlijnd plan hoe nu verder ging ik dankbaar op zijn aanbod in. Ondertussen leek het zowaar gelukt om een sleepwagen te organiseren voor wat er nog over was van mijn trouwe Honda. We bedankten de familie voor hun goede zorgen en zwaaiden ze uit. Hier stonden we dan, 2.000 kilometer van huis, mijn auto een wrak, onze bagage verspreid over de berm, zand in elke porie, met een paar oppervlakkige snijwonden, in afwachting van een Mexicaan die misschien terug zou komen met zijn truck om ons te helpen. Ik voelde me kwetsbaar en eerlijk gezegd ook een beetje dom dat we, zonder duidelijke aanleiding, van de weg geraakt waren.
Taalbarrière
Een uur later zagen we in verte een stofwolk naderen. Een Ford F150 monstertruck maakte zich langzaam los van de horizon en reed recht op ons af. De man van zojuist had woord gehouden en was teruggekomen om ons te helpen. Hij bleek Armando te heten, zoveel kon ik nog begrijpen met mijn zeer matige Spaans. Ondanks de taalbarrière wist Armando ons in actie te krijgen.
Wat verwoest was dumpten we in het wrak, wat nog van waarde was gooiden we achter in zijn truck. Op miraculeuze wijze hadden zowel onze surfboards, als mijn cameraspullen de crash overleefd. Armando zou ons naar de autosloop in Baja Angel brengen waar mijn trouwe Honda haar laatste rustplaats zou vinden. Niet veel later kruisten we de sleepwagen, onderweg naar het wrak. Toen we weer bereik hadden belde ik mijn vader. Hoewel het als een nederlaag voelde om hem over de crash te vertellen, voelde het vooral goed om zijn stem te horen. Met een brok in mijn keel deed ik ons verhaal (nee, we hadden niet gedronken, ja ik ben verzekerd). Op weg naar de autosloop stopten we in het dorp van Armando. We pikten zijn vrouw Gaby en hun drie-jarige zoontje Mhatteo op en stopten even voor benzine, broodjes voor zijn restaurant en bier. Armando kende iedereen en iedereen kende Armando, zelfs de bestuurder van de sleepwagen bleek een oude bekende. Een paar bier verder ging mijn Spaans met sprongen vooruit. Gaby vertelde over haar broer die oesters kweekte. In licht beschonken toestand beloofden we Armando plechtig dat we ooit terug zouden komen om samen oesters te eten. Niet veel later dropte hij ons bij de autosloop waar we de nacht doorbrachten in een oude camper alvorens een lift naar de grens te scoren. De verzekering keerde zowaar de schade aan mijn Honda uit
Weerzien in Baja Angel
Het zou vijf jaar duren voor Cooper en ik onze belofte om samen met Armando oesters te gaan eten in Mexico zouden inlossen. Als we Highway 1 afdraaien zien we Armando’s huis al liggen. Een eenvoudig, gelijkvloers huisje met een stukje land er omheen. De gemeenschap bestaat uit slechts een paar huizen. Op het landje rondom zijn huis grazen een paard en wat kalveren. Het weerzien is hartelijk, Armando geeft ons een stevige omhelzing. De biertjes die we mee gebracht hebben worden met een brede grijns in ontvangst genomen. Armando’s vrouw Gaby heeft verse ceviche gemaakt. We installeren ons op de veranda achter het huis: een tafel, een paar stoelen, een koelkast en een barbecue. Mhatteo, acht inmiddels, kan zich ons niet herinneren, maar na de vele potjes voetbal zal dat nu wel anders zijn.
Ik heb mijn camera bij me en foto’s van die onfortuinlijke trip vijf jaar geleden. Wanneer ik met Armando door de foto’s ga, realiseer ik me hoeveel er veranderd is sinds die trip. Inmiddels werk ik al jaren als freelancefotograaf voor diverse merken en magazines. Iets waar ik vijf jaar geleden, toen ik zonder al teveel richting in mijn trouwe Honda Element woonde, alleen maar van kon dromen. Armando herinnert zich nog hoe verloren we er destijds bijstonden, omringd door brokstukken en bagage. De taalbarrière is gelukkig een stuk lager dan toen. Al die uren Duolingo en Spaanse lessen hebben hun vruchten afgeworpen. Later die middag arriveert Gaby’s broer dan eindelijk met een krat vol oesters. We eten en drinken tot de nacht valt. De volgende ochtend nemen we afscheid en rijden we verder naar het noorden. Onderweg stoppen we om twee Mexicaanse fietsers water aan te bieden. We raken aan de praat en wisselen gegevens uit. De volgende ochtend lees ik op hun Instagram dat ze de nacht hebben doorgebracht bij een man genaamd Armando.
Ze kampeerden in zijn tuin en hij voorzag ze van een stevig ontbijt. Armando’s gastvrijheid en vrijgevigheid lijkt geen grenzen te kennen. De volgende keer dat ik hem opzoek zorg ik dat mijn Spaans nog beter is.
Dit artikel komt uit SOUL Magazine #1 van 2024. Je kunt deze uitgave hier bestellen! Volg ons ook op Instagram en Facebook, en lees onze blogberichten om op de hoogte te blijven van het laatste nieuws!
Tekst & beeld: Joey Sackett