Basics: Backloop
De backloop, die vroeger ook wel barrel roll genoemd werd, gaat alweer een aantal decennia mee. Ondanks het feit dat het inmiddels een echte klassieker is, kun je je met een goede hoge backloop nog steeds onderscheiden van de massa. De backloop bestaat uit een boel verschillende componenten die stuk voor stuk cruciaal zijn om hem succesvol te landen, maar als je het geheim eenmaal hebt ontdekt, is het net als fietsen: het wordt onderdeel van je DNA. Flo Jung legt uit hoe ook jij je erfelijkheidsmateriaal kunt tweaken.
In tegenstelling tot de forward loop, waarbij 80 procent moed en 20 procent techniek gevraagd wordt, is het bij de backloop eerder andersom: minder lef en meer skills dus. Dit is gelijk ook de reden dat je windsurfers op je lokale wavespot vaak een backloop ziet inzetten, maar een stuk minder vaak ziet landen. Vergeleken met de forward en de pushloop, is de backloop voor het grootste deel gewoon een ‘simpele’ sprong tegen de wind in. Goed nieuws voor bangeriken dus: er zijn eigenlijk geen angstaanjagende momenten die je moet overwinnen. Slecht nieuws is er ook:
er zijn maar weinig sprongen met zoveel verborgen elementen. Een cleane backloop vereist oefening, helemaal als je hem bij verschillende wind- en golfomstandigheden consistent wilt kunnen landen. Maar als je hem dan eenmaal onder de knie hebt, is er elke vlucht weer die beloning; er is geen andere sprong waarbij je, draaiend door de wind, zo van het uitzicht kunt genieten.
Voorbereiding
Als je de backloop wilt aanvliegen, is het belangrijk dat je je redelijk op je gemak voelt op zee en rechte, gecontroleerde sprongen kunnen maken op (matige) golven. Je oefent de backloop het beste in sideshore tot side-onshore condities. Steile schansen van 1 tot 1,5 meter zijn perfect voor de eerste vluchten, gecombineerd met een zeilmaat die je in staat stelt goed te planeren zonder overpowered te zijn.
De backloop bestaat uit verschillende fases die elk hun eigen techniek met zich meebrengen. Van springen en klimmen is het op naar het hoogste punt, waarna de daling en allesbeslissende landing ingezet worden.
Springen en klimmen
1-2 Vaar op halfwindse koers en met voldoende snelheid op een steile golf af en haak uit de trapeze. Voordat je springt, schuif je je zeilhand verder naar achteren op de giek; dit zal je helpen om de vliegfase te controleren. Idealiter raak je de golf op het steilste punt net voordat hij breekt, om zo verticaal mogelijk de lucht in te gaan. Probeer de kracht van je zeil om te zetten in hoogte. Net als bij normale sprongen doe je dit door het zeil volledig dicht te houden en een compacte lichaamshouding aan te nemen.
Hoogste punt
3-4 Door de giek naar je trapeze te trekken zorg je ervoor dat je je lichaam zo compact mogelijk houdt. Doe dit voordat je het hoogste punt bereikt om te voorkomen dat je straks aan het einde van de sprong over- of juist ‘onderroteert’. Hoe dichter je bij je tuigage bent, hoe beter! Je start de rotatie door de wind door je hoofd te draaien en over je voorste schouder naar het water te kijken – een kippenvelmomentje, waar je snel aan went zodat je kunt genieten van het uitzicht. De juiste timing voor het begin van de rotatie hangt af van de omstandigheden en de hoogte van je sprong, iets wat gepaard gaat met oefening en ervaring. In het algemeen start je de rotatie bij onshore condities en lagere backloops iets eerder dan bij sideshore wind of hogere jumps.
Daling
5-6 Om de daling te controleren, is het essentieel om het zeil volledig gesloten te houden. Dit gaat beter als je je zeilhand al verder naar achteren op de giek hebt geschoven voordat je gaat springen. Hou je ogen op het wateroppervlak gericht en kijk naar waar je zo meteen wilt landen. Het is cruciaal om nu maximaal gefocust te blijven en je zeil dicht te houden. Als je dit niet doet ligt overrotatie op de loer, en kunnen dingen snel uit de hand lopen – een harde landing op je zeil of giek wil je natuurlijk liever voorkomen.
Landing
7-8 In tegenstelling tot bijna alle andere sprongen, land je de backloop het beste voor de wind, of zelfs volledig downwind, nose first. De krachtopbouw in het zeil vindt plaats vanaf het achterlijk; om ervoor te zorgen dat de wind het zeil niet uit je handen rukt, hou je je zeil ook in deze fase nog volledig dicht, waarbij je jezelf klaarmaakt voor een plotselinge opbouw van de druk. Probeer, afhankelijk van de hoogte van de sprong, diep in het water te landen, voordat je je zeil eindelijk weer opent om snelheid op te bouwen.
Onderstaand leer je alles over de belangrijkste voorbereidende oefeningen, knelpunten en de meest voorkomende fouten.
Sturen en controleren
Flo laat zien hoe je het controleren van de landingshoek aan land kunt oefenen met een mast in je handen. Tijdens de klimfase trekt hij zich dicht naar het ‘zeil’ en initieert hij de rotatie voor het hoogste punt door over zijn voorste schouder te kijken 1. Over het algemeen zijn er bij het leren van de backloop twee scenario’s die kunnen leiden tot een overrotatie of een onderrotatie. Idealiter land je backloops op een downwind tot zeer diepe downwind course 4-5 . Draai je te snel, dan schiet de neus van je board door in de lucht en bestaat het risico op een vlakke landing of een crash op de giek, aangezien een snelle rotatie nauwelijks te controleren is. Het doel bij het oefenen moet daarom zijn om langzaam te draaien en zo de weg richting landing af te tasten.
Overrotatie
Het meest succesvolle recept tegen overrotatie is de brede grip op de giek en het consequent dichthouden van het zeil met de zeilhand 3. Tijdens de daling duwt Flo het zeil langs zijn lichaam richting de neus van het board 4, waardoor de rotatiesnelheid afneemt. Je kunt deze beweging zien als een soort afvallen, waarmee je het board op een voordewindse koers houdt.
Onderrotatie
In tegenstelling tot overrotatie is onderrotatie geen groot probleem, omdat je naast of onder het tuig in het water landt zonder risico op blessures. In de eerste leerfase kan een lichte onderrotatie zelfs handig zijn om alvast te wennen aan de landing. Als je de rotatie wilt versnellen, kun je dit doen door het zeil langs het lichaam naar de achterkant van je board te bewegen – vergelijkbaar met oploeven. Vooral bij kleine golven en onshore wind (en de daarbij horende lagere hoogtes) kan het nodig zijn om de rotatie op deze manier te versnellen.
Voorbereidend werk: Floaty jump
Als je de beschrijving van de backloop hiervoor goed gelezen hebt, zal je zijn opgevallen dat een compacte houding de sleutel is tot een gecontroleerde rotatie. En juist deze houding is zowel op het water als op het land heel goed te oefenen.
Optrekken
Surf op hoge snelheid en spring van een kleine golf. Hoe harder je de giek naar je trapeze trekt (denk: optrekken), hoe compacter je houding wordt. Een brede spreiding van je handen op de giek helpt hierbij.
Voet-/beenpositie
Ook de benen spelen een belangrijke rol. Om in deze compacte positie te komen, trek je je achterste hak naar je billen, waarbij je knie bijna de giek raakt.
Veelgemaakte fouten
De juiste kijkhoek
Als je tijdens de backloop het water onder je arm kunt zien, hou je je armen en benen bijna zeker te gestrekt en ben je dus te ver van je zeil af. Dit maakt een cleane rotatie een soort loterij. Bij een lage sprong roteer je meestal onder, op grote hoogte schiet je door in een tweede rotatie – geen pretje. Dus: optrekken aan de giek voor een zo compact mogelijke houding, zodat je als vanzelf over je schouder moet kijken om je landing te spotten.
Losse flodder
Kijk niet over je schouder op het moment dat je opstijgt! Als je dit doet staat je zeil te ver open om voldoende lift te krijgen, met als gevolg dat je vast komt te zitten zonder te draaien, en als een dood vogeltje uit de lucht valt.
Voor meer Windsurf nieuws, windsurfen, Tips & Tricks, leesvoer en de laatste magazines kijk op Ridersguide.nl. Wil je altijd up-to-date blijven? Klik dan nu Windsurf magazine en wordt abonnee van Motion #2 en volg ons op Facebook en Instagram!