23-05-2016 - Nieuws, Wielrenblad

Cimma Coppi: Passo del Stelvio

Ik hou niet van compromissen. Daarom zie je mij bijvoorbeeld niet snel op een hybride fietsen. Maar soms word je getrakteerd op the best of two worlds. In het Noord-Italiaanse gedeelte van Zuid-Tirol bijvoorbeeld. Op een kleine 1000 kilometer van Amsterdam ligt daar een gebied dat het allerbeste van twee werelden in zich verenigt: Bolzano. Het flamboyante van Italië wordt er vermengd met de Duitse gründlichkeit. Dat maakt dat je er behalve heerlijk kunt eten er fantastisch kunt fietsen. De kers op de taart: de top van de Stelvio.

We verblijven in Laces, (oftewel Laatsch) in de Val Venosta (ook wel Vinschgau Vallei) genoemd. Dat je hier te maken hebt met het beste van twee werelden blijkt niet alleen uit die tweetaligheid, maar ook direct bij aankomst in het hotel. Aan de receptie worden we namelijk vriendelijk begroet door een Italiaanse schone die, gezien haar olijke dirndl, zo van Oktoberfest lijkt te komen. Bij nadere inspectie blijkt zelfs al het vrouwelijke personeel in deze traditionele Beiers/Oostenrijkse klederdracht rond te lopen. Echt belangrijk is dat niet, maar het maakt ons toch al zo aangename verblijf er in ieder geval voor het oog net wat prettiger op.

Sowieso zijn de mensen hier bijzonder hartelijk en gastvrij. Het wachtwoord voor de wifi in het hotel wordt bijvoorbeeld gekoppeld aan je naam en geboortedatum en dan is het natuurlijk zeer attent dat er meteen een kleine verjongingskuur wordt doorgevoerd.

CimmaCoppiArtikel3

Appels

Het gebied tussen Resia en Merano is zeer gevarieerd. Je vindt er leuke dorpjes, schitterende natuur, een eigen cultuur met oude tradities, lokale specialiteiten en appels. Heel veel appels. Dat moet ook wel, want Zuid-Tirol is het belangrijkste appelteelt-gebied in Europa. De Trentino vallei alleen al produceert 70% van alle appels in Italië. En in Bolzano is er om de twee jaar zelfs een heuse, internationale appelbeurs: de Interpoma. Het maakt nog net niet dat je bij de koffie in plaats van een koekje een lekkere apfelstrudel mit sahne krijgt, maar je zit hier onderweg in ieder geval nooit om een vers stuk fruit verlegen. Je fietst namelijk dwars door de boomgaarden en de appels hangen slechts een metertje van je af. Ideaal.

Mochten al die appels je gaan vervelen, dan kun je hier met een gerust hart een willekeurig eettentje binnen wandelen voor andere lekkernijen. Het is werkelijk genieten geblazen. Dat geldt ook voor het restaurant in ons hotel. Al meteen na de eerste avond nemen we ons voor in het vervolg rekening te houden met het gigantische dessert buffet. Ongelofelijk, wat een aanbod. En alles smaakt even fantastisch. Dus ga er maar vanuit dat je, ondanks alle sportieve activiteit een paar kilootjes aankomt. Overigens was er tijdens ons verblijf ook een heuse kitchen party. Dat houdt in dat je met je bordje zo de tot een disco omgetoverde keuken in kan lopen om de dansende koks een gerecht naar wens te laten maken. Het resulteerde in een gezellige janboel en behoorlijk wat curieuze culinaire creaties. Dat is weer eens iets anders.

CimmaCoppiArtikel5

Activiteiten

Je kunt hier behalve lekker eten, fantastisch fietsen, wandelen, bergbeklimmen, raften en, uiteraard, skiën en snowboarden, maar er zijn ook nog wel wat andere dingen te doen. Als het regent bijvoorbeeld, dan kun je naar Bolzano, om Ötzi de ijsmummie een hand te geven in het Archeologiemuseum. En als je daar niet echt warm voor loopt, dan kun je ook naar een kasteel – er zijn er hier maar liefst drie te bezichtigen: Kasteel Maretsch, Kasteel Klebenstein en Kasteel Sigmundskron. Ook een bezoekje aan de Reschensee (Lago di Resia) is de moeite waard. Door de bouw van dit stuwmeer in 1950, kwam heel Graun onder water te staan. Dit verdronken dorpje telde 200 woningen en het enige wat je daar nu nog van ziet is de kerktoren die als een enorme dobber uit het meer steekt. Het is een apart gezicht. Je mag er overigens gewoon duiken, maar dat is niet echt de moeite waard aangezien de kerk in bijna drie meter modder staat.

Fietsen

Een vakantieparadijs voor fietsers is het zeker. Waar je ook heen rijdt, de fietspaden zijn hier van een zeer hoog niveau. Het asfalt is goed en glad. De fietspaden slingeren op een heerlijke manier langs beekjes, door appelgaarden, kleine dorpjes en weilanden. De bewegwijzering is voortreffelijk en het is echt een feest om bepaalde routes te volgen. Je komt bijna geen auto’s of drukke verkeerswegen tegen. Vervelende kruisingen worden voorkomen door handige tunnels. En het is uiteraard nooit echt vlak. Het maakt het fietsen hier echt ontzettend leuk. Je merkt gewoon dat er over nagedacht is.

Je hebt hier als wielrenner toch eigenlijk maar één doel voor ogen. Je moet die berg op. Dat ontzagwekkende ding. Met zijn 2758 meter de hoogste bergpas van Italië. 48 haarspeldbochten aan de noordkant (Prato) en 39 aan de zuidkant (Bormio). De enige echte ‘Cimma Coppi’.

CimmaCoppiArtikel2

Koninginnerit

De beelden van die heroïsche 16e etappe in de Giro van dit jaar staan nog fris in het geheugen. Wat een ellende. Een jaar eerder werd ‘ie nog geschrapt, omdat er te veel sneeuw lag. ’s Nachts was het er -10 graden geweest en overdag lag de temperatuur rond het vriespunt. Maar dit jaar was het niet veel beter tijdens de koninginnerit. De omstandigheden op en rond de Gavia waren al huiveringwekkend, maar toen het tijdens de rit naar Val Martello ook nog eens begon te sneeuwen op de Stelvio, besloot de koersleiding de afdaling te neutraliseren… om die melding even later meteen weer in te trekken. Deze Italiaanse miscommunicatie leidde tot veel onduidelijkheid en vooral ook tot veel ergernis bij de ploegleiders, maar de heren wielrenners trokken zich nergens wat van aan – die hadden ook wel wat anders aan hun hoofd. Zelfs op tv kon je amper wat zien. Rigoberto Urán verloor in de afdaling alleen al twee minuten op Quintana, die de rit won, en daarmee eigenlijk ook de Ronde. En Wilco Kelderman werd tijdens die idiote etappe gewoon vierde! Krankzinnige beelden van één van de meest legendarische etappes die ik ooit heb gezien. Ik denk dat ik de hele middag mijn adem ingehouden heb.

Maar nu gaan we hem dus zelf doen. En we fietsen er gewoon heen vanuit het hotel. De weersverwachting is goed, we hebben stevig ontbeten en we zijn helemaal klaar voor de beklimming van de noordkant.

De rit naar Prato Allo Stelvio, het dorp waar het allemaal begint, is een lekker glooiend opwarmertje van 25 km – net zo lang als de beklimming dus, maar gelukkig nog een stuk minder stijl. Tot aan de Via Tuchbleiche rijden we grotendeels langs de Adige. Dit riviertje ontspringt bij het stuwmeer met die kerktoren en is, op de Po na, met 410 km de langste rivier van Italië. Het is een wilde jongen trouwens, dus dat levert mooie beelden en een fijn geluid op. Over wilde jongens gesproken: de route voert ons hier en daar ook over onverhard terrein. Dat is in het begin wel even schrikken, maar de angst om lek te rijden verliest het uiteindelijk toch van het rijplezier en als een stel kleine jongens op BMX’jes slippen en driften we over het slingerende bospad. Gravelracen – altijd leuk!

CimmaCoppiArtikel4

De klim

Eenmaal aangekomen in Prato is het echter al snel gedaan met de kolder; de beklimming van dé Stelvio is natuurlijk bittere ernst. En daarin zijn we niet alleen: het is hier een komen en gaan van fietsers en mountainbikers. Nu wordt het serieus. Goed. Prioriteit numero uno: even snel een espresso. We vinden een mooi plekje op het terras en voeren onze laatste handelingen uit. Zit het zadeltasje vast? Zijn de bandjes ok? Toch maar even een handje er over. Remmen niet te strak? Fietscomputers, check? Telefoon op vliegtuigstand – want je wilt natuurlijk niet ineens gebeld geworden. Bidonnetjes bijvullen met water uit de fontein. Nog even wat eten. Heb ik genoeg mee voor onderweg? Voor de zekerheid maar een extra reepje scoren. Armstukken in de achterzak. En dan, ja, dan moet er toch maar eens begonnen worden.

Met een gezonde portie ontzag en een nog grotere vastberadenheid rijden we de Strada del Passo dello Stelvio op en beginnen aan de mooiste klim die dit gebied rijk is. Het begin valt nog wel mee, 3%. Vals plat. Maar al snel komt het stijgingspercentage niet meer onder de 5%, en na de lawine-galerij wordt het ineens menens met 8%. Auw. Dat komt eigenlijk net iets te vroeg. Er wordt driftig teruggeschakeld en het is al meteen zaak je eigen ritme te vinden. Het idee om ‘een beetje bij elkaar te blijven’ gooien we stilzwijgend overboord. Het is ieder voor zich. We moeten nog twintig kilometer. Twintig kilometer klimmen. Twintig…

In het bos is het wat koeler. De beschutting is wel zo prettig, want het zonnetje heeft er zin in. Dat niet iedereen er zo over denkt, blijkt wel als we de eerste afdalers tegenkomen. Gehuld in wapperende jacks, bandanas onder de helm en handschoenen suizen ze naar beneden. Wij hebben onze tricots open geritst en ploeteren onszelf, luid hijgend, een weg omhoog. Het is sowieso wel druk op de pas. Niet alleen met wielrenners, maar ook met mountainbikers, vakantiefietsers die bepakt en bezakt omhoog ploeteren, wandelaars, auto’s, exotische sportwagens, keihard voorbij scheurende motoren en shuttle-bussen met oplegger – echt alles komt voorbij. En vooral in de haarspeldbochten is het dus opletten geblazen. Eens in de zoveel tijd sluiten de Italiaanse autoriteiten de pas trouwens af voor al het gemotoriseerde verkeer. Dat is de moeite van het uitzoeken wel waard.

CimmaCoppiArtikel1

Afzien

Als je in het bos schuin omhoog kijkt zie je waar je straks, na die haarspeldbocht, rijdt en dat is meteen al een heel stuk hoger. Je bent hier echt meters aan het maken. Niet zozeer in lengte, want de stukken tussen de bochten zijn behoorlijk kort, maar wel in hoogte. Je gelooft aanvankelijk haast niet dat je daar straks rijdt, maar als je er dan eenmaal rijdt en weer even naar beneden kijkt, zie je dat je er verticaal gezien al tien meter bijgezet hebt. Goed voor de moraal! Maar het is ondertussen natuurlijk ook gewoon loeizwaar.

Kleiner schakelen is er al lang al niet meer bij en je vraagt jezelf ook voortdurend af hoe lang je het nog vol gaat houden. En dan ben je nog niet eens op de helft.

Wat niet helpt is dat de haarspeldbochten genummerd zijn. De Italianen tellen af. Bij de eerste, bocht 48 dus, denk je nog ‘here we go!’, en bij bocht 37 vertel je jezelf dat het hartstikke lekker gaat, maar bij bocht 22 realiseer je je dat er nog 26 moeten moeten en dan wordt het pittig. Langs de weg staan hier en daar ook nog eens fonteintjes: daardoor wordt het wel heel aantrekkelijk om even af te stappen. Mag ook best. De bidon is nog vol, maar even aanvullen met vers en koud water is altijd een goed idee.

Afgestapte wielrenners zie je trouwens wel vaker op de Stelvio, dus het is geen schande. Het is gewoon een verschrikkelijk lange en zware klim. En of het nou door de verzuring is, of omdat je het mentaal even niet meer op kunt brengen; stoppen is oké. Het uitzicht vraagt er ook om. Zelf ben ik op een gegeven moment, puur uit verveling, al rijdend bloemetjes gaan plukken. Dat leverde een kleurrijk stuurtje op, maar het zorgde er ook voor dat ik een aantal minuten niet met de zwaarte van die klim bezig was. Het maken van een #Selvio behoort uiteraard ook tot de mogelijkheden als je je zinnen even wilt verzetten.

De sfeer onder fietsers is goed en de wederzijdse verstandhouding is enorm. Als je iemand inhaalt, of wordt ingehaald, gebeurt dat vaak met een knikje, of een lach. Je moedigt elkaar aan. Veel dalers doen dat ook, als ze je voorbij scheren. En de zwoegende klimmers kijken op hun beurt weer vol begrip naar de sierlijke en speelse lijnen van de dalers. En je moet ook niet raar opkijken als je ineens een paar klapjes op de linkerbil krijgt van een passerende Italiaan met een goudkleurig stikseltje om zijn zeem. Dit is Noord-Italië. Dat hoort er bij.

CimmaCoppiArtikel7

De top

We rijden langs hotel Rotto Stelvio. Vanaf hier kun je col zien liggen. Je bent geneigd te denken dat je er zo bent, maar die laatste zeven kilometers zijn erger dan de rest. Het stijgingspercentage komt niet meer onder de 10% en er zitten stukken tussen waar het met 15% omhoog gaat. Bovendien zit je inmiddels boven de boomgrens, dus er zit heel wat minder zuurstof in de lucht. Dat merk je. Ook omdat je natuurlijk al achttien kilometer geklommen hebt. Je bent al een tijdje onderweg. Een uurtje of twee, voor de meesten. En dan begin je aan het aller-allerzwaarste stuk. Het voordeel van dat laatste gedeelte is dat je het Ortler-massief, aan je linkerkant, vrij goed leert kennen. Je kunt hem de volgende dag precies natekenen. Met alle rotsen, plakken ijs en stukken sneeuw op de juiste plek. Een ander voordeel is dat de berg behoorlijk wat verkoeling brengt. Zeker de laatste vijf kilometer is het eigenlijk gewoon koud. Je bent er bijna dus je doet het niet, maar de armstukken aantrekken is best een goed idee.

Die laatste kilometers duren trouwens zo lang dat je vanzelf begint te twijfelen aan de werking van je fietscomputer. Niks aan de hand, die werkt gewoon: je gaat écht zo langzaam. En dan passeer je bocht 1. Je ziet in de verte mensen lopen. Er staan al auto’s geparkeerd. De lucht van bratwurst hangt in de lucht en speelt met je ingewanden. Het zijn de laatste, de allerlaatste loodjes. Volle bak rij je naar de top. Er is geen finishlijn, maar toch maak je een armgebaar. Of je schreeuwt iets. Of je denkt het. Er wordt voor je geklapt door motorrijders en andere fietsers. Of je denkt het. Je zoekt naar het bord. Het bord met de stickers. Het bord met daarop ‘Bormio, Passo dello Stelvio, m. 2758 s.l.m.’ Het staat aan de linkerkant, naast de hotdog-stand, vlak voor de parkeerplaats. Je vraagt aan een wildvreemde of die een foto van je wil maken. De wildvreemde zet een pul bier op de grond en maakt die foto. Geschiedenis! Trots poseer je, met je fiets, naast het bord dat bewijst dat je het hebt gedaan. Want: je hebt het gedaan. De Stelvio.

Tibet

Maar dan? Meteen weer afdalen is geen optie; je bevindt je op de top van een historisch berg. Bovendien kun je hier pinnen bij de hoogste geldautomaat van Europa. En aan commercie geen gebrek: je kunt hier vreselijk lelijke wielershirts kopen. En dat is aan te raden ook nog, want tijdens de afdaling is de gevoelstemperatuur verschrikkelijk koud. Het is half augustus en beneden in het dal is het lekker met temperaturen rond de 26 graden, maar hier is het rond de vijf graden, met een koude gletsjerwind.

Als je wat wilt eten – niet ondenkbaar – moet je eigenlijk even weg van dat toeristische gebeuren. Achter het bord met de stickers naar links en nog – ja echt – een stukje omhoog. Helemaal bovenop vind je namelijk een restaurantje dat, enigszins vreemd, Tibet heet. Het zal wel iets met de beklimming te maken hebben gehad, maar de apfelstrudel die we daar aten was voor ons de beste ooit. Bovendien heb je daar een fenomenaal uitzicht op die prachtig zigzaggende weg die je zojuist beklommen hebt. Een heerlijke plek om even te beseffen wat je net hebt gepresteerd.

CimmaCoppiArtikel6

D’r af!

Na de bezinning moeten we naar beneden. En rap ook. Hup, als een gek van die berg af. dat kan goed, want de zuidkant is wat minder druk en de bochten lopen er mooi. En passant ga je ook nog even de Zwitserse grens over, maar daar merk je verder niets van.

Waar je wellicht wel iets van merkt zijn de wegwerkzaamheden. Halverwege onze afdaling was het asfalt namelijk op. Niet dat we nou meteen hardcore aan het downhillen waren, maar als je met een snelheid van boven de 70 km per uur midden in een bocht het asfalt ineens ziet overgaan in gravel, dan … – hoe zal ik het zeggen? – dan valt dat wel op, ja. Gelukkig hadden we op de heenweg al een beetje kunnen oefenen en was het maar een paar kilometer, maar toch. Een waarschuwingsbord van tevoren was op zich wel aardig geweest.

Verder is de afdaling fantastisch. We hebben die aan de noordkant een paar dagen later ook gedaan en die is, met 48 haarspeldbochten, natuurlijk enorm uitdagend en leuk, maar zoals eerder al gezegd is het daar een stuk drukker qua verkeer. Dat levert soms behoorlijk spannende momenten op. Aan de zuidkant heb je daar minder last van. Het glooit en het slingert en het gaat als een malle. Op die kleine verrassing na, zou je er bijna de slappe lach van krijgen, zo leuk is het.

Uitbollen

Na 21 km dalen rij je bij valico Italië weer binnen en dan kun je even rustig uitbollen. Wij hebben de strada stratale 41 kort verlaten omdat we in Malles venosta downhill-mtb’s wilden regelen voor de volgende dag, maar als je de 41 volgt kom je vanzelf langs Glorenza Glurns. dat is een oude, nog met stadswallen omgeven nederzetting. Het kleinste oord in Tirol met stadsrechten is een paar keer afgebrand, maar steeds weer opgebouwd. Met name de laubengasse met zijn arcadengalerijen is mooi om te zien, maar het is sowieso een uitstekende plek om, binnen de stadsmuren uiteraard, even een hapje of een drankje te doen. Je bent immers slechts zes kilometer verwijderd van prato, het dorpje waar de klim begon. En van daaruit is het nog maar een kleine 25 kilometer terug naar het hotel.

Bij het avondeten genieten we echt na, en vertellen we elkaar over wat we tijdens de klim hebben meegemaakt. Er was kennelijk een wielrenner met slechts één arm, die als een malle aan het afdalen was. Iemand anders heeft een knakker op een single-speedje omhoog zien gaan. De één heeft er een vriend voor het leven bij in een tjech die geen engels spreekt. De ander kwam halverwege een oude bekende tegen. En allemaal hebben we een paar klapjes op de linkerbil gekregen van een passerende Italiaan met een goudkleurig stikseltje om zijn zeem. Maar ja, dit is noord- Italië. Dat hoort er bij.

Download Route

Dit artikel is afkomstig uit Wielrenblad #2 2015 die je nog altijd kunt bestellen via onze webshop, net als de Wielrenblad #1 2017 van 2017. Of download het magazine online via onze Soul Kiosk App. Daarnaast kun je natuurlijk altijd abonnee worden en genieten van alle voordelen!

 

 van