06-11-2020 - Wielrenblad, Leesvoer

Een stukje samen op met Jan Derksen – Standbeeld op de fiets

Op de fiets ontstaan de beste gesprekken, vindt Joost-Jan Kool. Hij rijdt dan ook graag samen op met uiteenlopende mensen. Onlangs reed hij samen met Jan Derksen, oud-schaatskampioen, zoon van wielerkampioen Jan Derksen senior. ‘Opa’ voor zijn wielervrienden van de Amsterdamse Windjammers. Het bleek een ontmoeting tussen twee zielen die elkaar uitstekend begrijpen.

Voor mij op de smalle weg die het dorpje Baambrugge schampte, de plaats waar ik had afgesproken met Jan Derksen, reed een wielrenner. Een echte wielrenner, dat zag ik meteen. De laatste tijd, in de nogal vervelende discussie over de vraag voor wie de fietspaden in Nederland nu eigenlijk zijn aangelegd, wordt ieder mens met een fiets wielrenner genoemd. Ik heb geen zin om mij in die discussie te mengen, maar een ding wil ik toch graag kwijt: een mens op een racefiets is niet automatisch een wielrenner. De meeste mensen op een racefiets zijn fietsers. Het onderscheid tussen wielrenners en fietsers is soms subtiel en schuilt in een aantal mentale, maar vooral fysieke aspecten.

De man voor mij was dus een wielrenner. Dat zag ik aan zijn onderrug en in het verlengde daarvan zijn kont. Beide waren smal en afgetraind. Tegelijkertijd oogde hij bijzonder krachtig. Als een standbeeld zat hij op zijn fiets. Hij reed langzaam, een soort van afwachtend, maar in zijn pedaaltred zag ik een ingehouden kracht en een klein beetje ongeduld.

‘Bent u Jan Derksen?’, riep ik in de richting van de wielrenner. Hij draaide zijn bovenlijf naar achteren en knikte bevestigend. Even later fietsten we naast elkaar het dorp uit. Om een beetje goede sier te maken bij Jan Derksen (en misschien wel om te benadrukken dat ik van mijzelf vind dat ik ook een wielrenner ben), was ik op de fiets naar Café-restaurant De Punt in Baambrugge gereden. Ruim veertig kilometer wind tegen, onderweg verdwaald en iets later aangekomen dan afgesproken, voelde ik mij een klein beetje schuldig. Ondanks dat was de begroeting zeer hartelijk. 

Polygoonjournaal

Jan Derksen, een naam even Hollands als de weg waarover we door de polder fietsten. Slingerend door het groen, langs knotwilgen en sloten. Jan Derksen, een naam die met gouden letters is bijgeschreven in de kronieken van de Nederlandse sport. Hoewel die vergulde geschiedschrijving voornamelijk op rekening komt van Jan Derksen senior, de vader van de Jan die naast mij over die Hollandse wegen reed. In 1939, 1946 en 1957 werd Jan Derksen senior wereldkampioen sprint op de wielerbaan. Een gedenkwaardige loopbaan die door de Tweede Wereldoorlog zwaar werd verstoord. Op internet vond ik wat bewegend beeld van Jan Derksen senior. Een polygoonjournaalstem, schokkerige beelden, korrelig zwart-wit. Ik bekeek een oude foto en zag een trotse man in rood-wit-blauw. Om zijn nek hangt een gigantische zegekrans. Op de borst van de zojuist uitgereikte kampioenstrui staat heel groot het jaartal 1960 geborduurd.

Terug naar het heden, een fikse sprong door de tijd, zoals we die wel vaker zouden maken tijdens ons gesprek. Zo af en toe bleven we hangen bij een gebeurtenis in het (sport)leven van Jan. Als een soort surplace in de tijd. We hopten van de zwart-witbeelden van vlak na de oorlog, van een nog kleine Jan langs de Amsterdamse wielerbaan, naar het heden, naar een fitte 70-jarige op een grijs-roze Giant TCR en alles daartussen.

Het eerste contact met Jan Derksen verliep via de app. Of ik hem mocht interviewen, vroeg ik hem, het liefst op de fiets. Dat was geen enkel probleem, schreef Jan. Op de vraag wanneer we elkaar konden ontmoeten, volgde een fiks aantal mogelijkheden. Jan Derksen fietst namelijk het liefst elke dag. Behalve wanneer het regent. Een paar uur voor onze afspraak stuurde Jan een appje. Hij schreef: ‘Als het vanavond regent, kom ik met de auto naar Baambrugge. Ik fiets namelijk nooit in de regen. Daarin ben ik heel principieel.’

In een interview in Het Parool las ik dat wanneer Jan Derksen onderweg toch door de regen werd overvallen, hij bij thuiskomst meteen zijn hele fiets demonteert om alle onderdelen afzonderlijk te reinigen. Jan zweert namelijk bij een brandschone fiets. Nergens een piepje, een kraakje of ander storend ongemak.  

Buienradar

Gelukkig bleef het droog op de avond van onze afspraak en het enige geluid dat Jan zijn fiets produceerde was het zoemen van de bandjes over het kurkdroge asfalt. ‘Mooie fiets!’, zei ik gemeend, maar ook om het ijs te breken en knikte naar de Giant TCR waarop Jan Derksen reed. ‘Ja, dat zou wat zijn, als ik niet op een mooie fiets zou rijden’, antwoordde Jan.

Ja, dat zou inderdaad bijzonder zijn. Naast wielrenner, schaatser en de zoon van is Jan Derksen ook bekend als de man die het Taiwanese fietsmerk Giant in Nederland introduceerde. Enkele jaren geleden droeg Jan het directeursstokje van het bedrijf, dat onder zijn leiding de vleugels over heel Europa had uitgeslagen, over aan zijn opvolger en ging hij met pensioen.

Een moderne fiets, de Giant TCR van Jan, maar geen schijfremmen. Dat vond ik opvallend. ‘Geen schijfremmen?’ ‘Die heb je niet nodig wanneer je een fiets goed schoonhoudt.’ ‘Dat is wel een dingetje toch, die schone fiets? Ik las dat jij, wanneer je per ongeluk in de regen hebt gefietst, thuis meteen je hele fiets uit elkaar haalt?’ ‘Klopt en daarom fiets ik nooit in de regen. Buienradar is echt mijn grote vriend. Weet je, vroeger toen ik nog koerste, heb ik genoeg in de regen gefietst. Nu dat niet meer hoeft, doe ik dat niet meer.’

Oldskool

Jan stelde voor richting het zuiden te rijden, langs het Amsterdam-Rijnkanaal richting Utrecht-Noord, dezelfde weg waarover ik een uur eerder richting Baambrugge was gefietst, alleen dan nu in tegengestelde richting naar huis. Eerlijk gezegd kwam mij dat niet heel verkeerd uit. De heenweg had behoorlijk wat energie gevergd. Met het windje in de rug spraken we verder.

‘Hoeveel kilometer rijd je per jaar?’ ‘Weet ik niet, ik heb geen teller op mijn fiets en ik heb ook geen Strava, wat dat betreft ben ik oldskool. Maar ik denk dat ik zo ongeveer 10.000 kilometer per jaar wegtrap. Ik heb daar niet zoveel mee, dat gedoe met verreden kilometers. Zeker niet met wat je nu veel ziet, van die renners die extreme afstanden gaan rijden. Volgens mij is dat alleen maar om een gebrek aan echt talent te compenseren.’ ‘Maar het kan toch een kick geven, zo lang op de fiets zitten, jezelf op die manier uit te dagen?’ ‘Daar kan ik mij niets bij voorstellen. Een kilometer of 140 is voor mij de max. Heel ver fietsen is op zich niet heel moeilijk; dat is te trainen. Net zoals 35 kilometer per uur fietsen dat is. Van de jongens met wie ik fiets bij de Windjammers (red. Amsterdamse fietsgroep) zijn de meesten wel in staat om die snelheid te rijden, maar wanneer we 40 rijden of harder, haken er een hoop jongens af. Dan worden dus de fietsers van de wielrenners gescheiden.’ 

‘En jij bent dus een wielrenner? Altijd gekoerst?’ ‘Van origine ben ik schaatser. Fietsen en schaatsen zijn goed te combineren, maar toen ik op niveau reed (red. Jan reed EK’s, WK’s, topniveau dus) moesten we vanaf juli alweer veel looptraining voor het nieuwe schaatsseizoen afwerken. Dat was lastig te combineren met wielrennen op hoog niveau. Wel reed ik elk jaar wat criteriums waarvan ik er een aantal won. Na mijn schaatsloopbaan ben ik dat blijven doen. Ik denk dat ik jaarlijks een wedstrijd of vijf wist te winnen.’

‘Jouw vader was een groot renner. Ben jij in die zin echt opgegroeid met de fiets?’ ‘Mijn vader was een echte wielerprof. Bij ons thuis stond alles in het teken van de koers. Geen visite over de vloer, nooit op vakantie, maar dat gaf niet; ik ben trots op wat hij heeft bereikt.’ ‘Maar hoe kwam het dan dat jij bent gaan schaatsen?’ ‘Mijn vader was zo succesvol dat ik, wanneer ik vol voor de fiets had gekozen, altijd met hem zou worden vergeleken. En die vergelijking zou nooit in mijn voordeel zijn uitgevallen. Door te gaan schaatsen, ging ik die vergelijking uit de weg.’ 

Trauma

Later die avond bekeek ik nogmaals de beelden van Jan Derksen senior die onderweg zo af en toe een stukje met ons mee fietste. Daarna zocht ik naar een foto van Jan junior. Vooral omdat ik zijn gezicht eens goed wilde bekijken. Tijdens ons gesprek droeg hij namelijk een fikse zonnebril waardoor slechts een klein deel van zijn afgetrainde hoofd zichtbaar was. Ik vond (en dat is vaak heel persoonlijk) dat Jan junior en senior behoorlijk op elkaar leken. Wat zei het over Jan junior dat hij het niet had aangedurfd in de voetsporen van zijn succesvolle vader te treden?

We naderden Utrecht. We fietsten door een industrieel niemandsland. Het idyllische polderland was al lang en breed verdwenen. In de verte prikte de skyline van Utrecht in de inmiddels wolkeloze hemel. Het was een prachtige avond geworden. Het viel mij op hoe makkelijk Jan reed. Misschien wel net zo makkelijk als ons gesprek verliep. Jan vertelde verder over zijn loopbaan als schaatser, hoe hij zich in grote vorm voor de Olympische Spelen van Innsbruck 1976 had geplaatst, de spelen waar Piet Kleine, een van de mannen uit die tijd waarmee hij tegenwoordig nog regelmatig fietst, een gouden medaille op de 10 kilometer zou winnen. Jan had zich gekwalificeerd voor de vijf kilometer, maar twee dagen voor zijn race kreeg hij griep. Hij moest meteen het hotel uit zodat hij de andere sporters niet zou besmetten. Zijn olympische droom was voorbij.

Het bijzondere is dat zijn vader een vergelijkbaar olympisch trauma met zich mee droeg. In 1940 was Jan senior groot kanshebber om op de Olympische Zomerspelen van Helsinki een gouden medaille op de wielerbaan te gaan winnen. Die spelen gingen echter niet door vanwege de uitgebroken Tweede Wereldoorlog. Om toch nog wat geld te verdienen reed Jan senior wielerwedstrijdjes tegen Arie van Vliet op de rollenbank in het Metropoletheater in Den Haag. Jan junior, tachtig jaar later, in de week dat eigenlijk de vanwege de coronapandemie geannuleerde Olympische Zomerspelen van Tokyo van start zouden gaan: ‘Ja, je kunt wel zeggen dat die Olympische Spelen een dingetje zijn bij de familie Derksen.’ ‘Was je daar kapot van, dat je ziek werd?’ ‘Nee, daar was ik niet kapot van. Zoiets kan gebeuren, maar daarna besloot ik wel om te stoppen met schaatsen. Het probleem was dat je daar niets mee verdiende in die tijd. Ik moest kortom aan het werk.’ 

Blijvertje

Jan junior ging de fietsen in. Eerst ging hij aan de slag bij Raleigh, later bij het Taiwanese Giant. Jan: ‘Daar beleefde ik een prachtige tijd. Vooral in de periode dat we nauw samenwerkten met de Spaanse Once-wielerploeg. Dat was de eerste wielerploeg die op de Giant TCR ging koersen. Die TCR was bijzonder vanwege het compacte frame. Daarvoor waren er heel veel framematen. Dat was met de TCR niet meer het geval. Je had gewoon drie maten: S, M en L. De fietsen werden vervolgens op maat gemaakt met de stuur- en zadelpen. De eerste TCR maakten we van een mountainbike. Het resultaat van ons knutselwerk gaf ik aan een bevriende fietsenmaker. Ik zei: “Probeer dit eens, maar denk erom, niet mee koersen! Daar is dit frame niet veilig voor.” Na het weekend belde de fietsenmaker. Hij zei: “Gewonnen! Wat een geweldige fiets!” Eikel, dacht ik, je had wel dood kunnen vallen. Maar goed, die fietsenmaker was dolenthousiast over het TCR-concept. De Giant TCR werd een blijvertje.’

Op een industrieterrein stopten we. Het laatste deel van onze rit spraken we nog wat over wielrenners die we allebei kenden, de op hol geslagen fietsenmarkt en zijn wekelijkse ritjes met Tim Krabbé. Het was een fijn gesprek en wanneer we nog vijftig kilometer waren doorgefietst, was er waarschijnlijk nog voldoende te bespreken geweest. Jan Derksen wees me bijna vaderlijk de weg, daarna scheidden onze wegen. Ik fietste richting het zuiden, Jan junior richting het noorden, met wind tegen naar Vinkeveen. Kon hij nog even echt gaan fietsen.

Tekst door Jan-Joost Kool
Beeld door Gijs Ferkranus


De nieuwste uitgave van Wielrenblad kun je bestellen in de Soul Webshop. Losse exemplaren zijn ook weer verkrijgbaar in de betere boekhandels. Ook is Wielrenblad #4 2020 beschikbaar in de Soul Kiosk App. Wil je voortaan geen nummer van je favoriete magazine meer missen? Word dan snel abonnee van WielrenbladDan ontvang alle nummers als eerste in je brievenbus en profiteer je van alle voordelen voor onze trouwe abonnees. Bovendien houd je ook meer tijd over voor je volgende tocht!

 van