22-08-2011 - Windsurfen, Nieuws

Gouden Stephan

Stephan van den Berg (1962) is Nederlands meest succesvolle windsurfer ooit. Naast talloze NK’s, EK’s en WK’s behaalde hij ook overwinningen in de worldcup en was hij de eerste windsurfer die goud won op de Olympische Spelen. Hij is de enige surfer die het tot BN’er heeft geschopt. Al dat succes is hem nooit naar het hoofd gestegen; een koel hoofd is en was zijn belangrijkste handelsmerk. We ontmoeten Stephan twintig jaar nadat hij zijn profcarrière aan de wilgen heeft gehangen. ‘Ik ben veel trotser op mijn periode na het surfen.’ 

Woord: Mart Kuperij
Beeld: Tot en met Ontwerpen & Stephan van den Berg

DAAR IN DE HAVEN
Stephan groeide samen met zijn twee broers Ron en Marco op in de haven van Hoorn met overal bootjes om zich heen. Met vader Wim werkzaam als jachtspuiter en moeder Ank actief als vertegenwoordiger voor het pakkenmerk Barracuda was de link met watersport snel gelegd. ‘Mijn vader had een liefde voor oude boten, die we samen met mijn broer Ron altijd zo snel mogelijk probeerden te laten varen. We probeerden andere recreatiezeilers voorbij te zeilen. We deden ook wedstrijden, met z’n tweeën in een eenmansbootje, want we wogen allebei geen ene moer. Mijn broer stuurde en ik hing wel, ik zorgde dat die boot een beetje recht bleef. ‘Mijn eerste kennismaking met windsurfen was een verhaal over Robby Naish in de Waterkampioen in 1976. Dat een dertienjarig jochie wereldkampioen kon worden, dat was wel een inspiratie, zeker als je dan ongeveer net zo oud bent. Op dat moment windsurfte nog helemaal niemand om mij heen, de echte explosie kwam pas een paar jaar later. Het heeft twee jaar geduurd voordat ik een surfplank kon kopen. Ik heb het bij ons achterin de haven geleerd, met mijn broer roeiend naast mij, die kon het al en vertelde hoe het moest.’

In het najaar van 1978 voer Stephan zijn eerste clubwedstrijdje. Kwam hij als eerste bij de bovenboei uit, moest zijn broer hem schreeuwend vanaf de kant de juiste richting opwijzen. ‘Ik had geen idee welke kant ik op moest, maar ik won wel en daarna ben ik eigenlijk niet meer van mijn plank afgestapt. Ik vond het allemaal zo mooi. Toen het ging vriezen, ging ik op het ijs verder. Dat materiaal was er allemaal al, en je kon gewoon lezen in de magazines hoe je het moest maken. Die bladen waren allemaal begin jaren 70 al opgezet, wat dat betreft was ik echt al de tweede generatie, ik had allemaal al voorbeelden in Nederland. En er was een heel circuit met events waar ik aan mee kon doen.’

WINDSURFSTRATEEG
In de daaropvolgende jaren regeerde Stephan het One Design windsurfen. Er zat een snel stijgende lijn in zijn resultaten en een klein jaar later deed hij al mee aan de landelijke wedstrijden en won hij het Nederlands kampioenschap op het Veersemeer in Zeeland bij de lichtgewichten. Hij kreeg een sponsordeal met Windglider en mocht naar het EK in Travemunde, Duitsland. ‘De week ervoor was in Kiel het Europees kampioenschap Windsurfer. Dat was dé klasse, dat was echt de oerplank, daar zaten de goede jongens en veel van die gasten deden ook mee met het EK Windglider, stond ik daar in één keer naast allemaal van die bekende namen. Ik kan me nog goed herinneren dat mijn ouders me ‘s ochtends wakker maakten om me te vertellen dat ik eerste stond. Ongelooflijk.’

Ook op shortboards stond Stephan zijn mannetje.

Stephan werd Europees kampioen en daardoor ook uitgezonden naar het Europees kampioenschap in de open klasse in het Spaanse La Manga, waar hij er achter kwam dat wedstrijdsurfen niet alleen leuk was maar ook ‘serious business’ inhield. ‘Dat EK was onwijs belangrijk voor al die merken, het was voor de PR enorm belangrijk dat je de snelste plank maakte in deze razendsnel groeiende markt. Ik ondervond er dat het spelletje hard gespeeld wordt. Ik werd gediskwalifi ceerd voor te vroeg starten en kreeg te maken met protesten. Hoewel ik wel hard ging, werd ik uiteindelijk iets van twaalfde, ik werd wel even wakker geschud.’ Gelukkig had ook de eigenaar van Windglider, Fred Ostermann, gezien dat dat kereltje uit Hoorn behoorlijk hard ging. En hier begon het windsurfavontuur van Stephan pas echt. Hij werd uitgezonden naar het WK Windglider in Mauritius en vervolgens naar het open WK in Guadaloupe, allemaal in 1979 met net een jaartje surfervaring. In Mauritius werd Stephan wereldkampioen. In Guadaloupe kreeg hij te maken met een nieuw fenomeen: golven. ‘In Mauritius voeren we binnen het rif op vlakwater, maar in Guadaloupe voeren we gewoon midden op zee. Daar had je golfslag en golven en dat was ik gewoon helemaal niet gewend. Die gasten die daar waren hadden natuurlijk veel meer ervaring, en ik bakte er niet veel van.’

Stephan leerde snel en in de jaren die volgden reeg hij de titels aaneen. Nederlands kampioen, Europees kampioen, wereldkampioen. ‘In 1981 heb ik álles gevaren wat er te varen viel. WK Mistral, WK Dufour, WK Windglider, WK Windsurfer, WK open klasse. Ik werd vier keer wereldkampioen in één jaar. Toen was ik wel dominerend, daarover was geen discussie. Ik geloof dat ik iets van 30 wedstrijden gevaren heb en er misschien één heb verloren. Frustrerend voor de rest.’ Over zijn sterke punten kan Stephan kort zijn: ‘Alles eigenlijk. Ik was tactisch goed, zowel in weinig als veel wind. En ik werd nooit moe, vooral zonder trapeze. In de open klasse mocht je met trapeze varen, maar in de andere klassen was de trapeze vaak nog verboden.’

OLYMPISCHE SPELEN
In 1980 was de beslissing gevallen dat windsurfen Olympisch zou worden, Stephan werd dat jaar voor de tweede keer wereldkampioen en besloot voor de Spelen te gaan. ‘Ik deed nog wel mee aan een paar wedstrijden in de worldcup, die toen net opkwam, maar dat was professioneel, daar kreeg je prijzengeld en omdat ik officieel amateur moest zijn voor de Spelen, richtte ik me volledig op de driehoeksbaantjes en het One Design surfen.’

 

De start bij de Olympische Spelen in Los Angeles.

De jaren die volgden werd Stephan opnieuw wereldkampioen, een mooie opmaat voor de Spelen van 1984. ‘De weg naar de Spelen toe was ongelofelijk lang. Vier jaar waarin ik mezelf zoveel dingen afvroeg. Eet ik niet teveel, eet ik niet te weinig, train ik niet teveel, train ik niet te weinig, slaap ik genoeg? Er was geen draaiboek van hoe je Olympisch kampioen windsurfen wordt. Ik had geen voorbeelden, sterker  nog, omdat ik regerend wereldkampioen was, had ik natuurlijk stroop aan mijn kont, iedereen wilde van mij leren. Op evenementen voeren ze met coachbootjes achter me aan om af te kijken hoe ik het spelletje speelde. ‘Uiteindelijk heb ik heel koeltjes die Spelen gedraaid. Ik moest wel want het was heel risicovol, je kon je niks permitteren. Je kon een fout niet herstellen: als je een race gediskwalificeerd werd, kreeg je zoveel strafpunten dat je die medaille wel kon vergeten. Je moest dus heel voorzichtig varen en dat was onnatuurlijk voor me, ik vond het toch wel heel leuk om er elke race vol voor te gaan. Ik won uiteindelijk slechts één wedstrijd van de zeven die we moesten varen. Ik was heel gemiddeld maar aan het eind van de rit was ik wel de beste. Toen ik die gouden medaille had, dat ding waar ik zolang van had gedroomd, had ik de bevestiging dat alle beslissingen, alle keuzes juist waren geweest.’

STEFAN OF STEPHAN?
Na zijn winst in Los Angeles werd Stephan datzelfde jaar nog gekroond tot Sportman van het Jaar. Waar hij bij voorgaande edities steevast genegeerd werd, konden ze nu niet meer om hem heen. ‘Ondanks de enorme populariteit werd de surfsport niet echt serieus genomen door de Nederlandse sportpers. Het kreeg wel veel publiciteit, maar het werd niet voor vol aangezien. Zo ben ik in 1981 zelfs nog door Mies Bouwman geëerd omdat zij het belachelijk vond dat ik als wereldkampioen in zo’n populaire sport niet bij de verkiezing aanwezig was. Stond ik daar als broekie in de studio en mocht ik op een simulator met een windmolen erbij over de surfsport vertellen. Ik kreeg een mooie beker van haar. ‘Jij bent voor ons de sportman van het jaar’, zei ze. Mies noemde mij ook Stefan (met een lange ee, red.), vandaar dat veel mensen me nu nog steeds zo noemen. Sinds die tijd heb ik dat maar geaccepteerd, ik durfde natuurlijk ook niet tegen Mies te zeggen dat ik eigenlijk Stephan heette.’

 

Gouden Stephan.

POPULARITEIT
Na de Spelen in Los Angeles bereikt Stephans roem, en daarmee de populariteit van het windsurfen in Nederland, een hoogtepunt. ‘Ik kon mijn kont niet keren in die tijd, niet normaal, echt ongekend. De Gerard Jolings en Henny Huismans stonden bij mij op de stand op de Hiswa plaatjes te draaien, gewoon omdat ze mee wilden liften op de bekendheid van het windsurfen, dat kun je je toch niet voorstellen? Na de Spelen in 1985 nam ik een sabbatical, ik vluchtte Nederland uit vanwege die bekendheid en ik ging cashen, heel simpel. Ik ging alle buitenlandse vestigingen van mijn sponsor Nedlloyd af, dan was ik te gast in Singapore of New York, waar ik dan een of andere speech moest houden. Hartstikke leuk natuurlijk, maar al snel begon het toch wel weer te kriebelen, ik wilde gewoon het water op, wedstrijden surfen. Ik had voor mijn Olympische campagne al heel even geproefd aan het worldcup gebeuren en nog datzelfde jaar ben ik naar La Torche gaan om een wedstrijd mee te varen. Uiteindelijk ben ik samen met Ken Winner, die ik al kende via North Sails, voor Bic en North gaan werken en zijn we fulltime de worldcup ingegaan. Een jaar later werd ik tweede overall en Ken vijfde.’

n de strijd om de allroundtitel in de worldcup moest Stephan het vooral van zijn racekwaliteiten hebben, al wist hij met inzet van tactische kwaliteiten ook in de golven zo nu en dan bovenin mee te varen. ‘Mijn basis was met de wind omgaan, waar mannen als Robby echt met de golven speelden. Ik verstond het spelletje beter en hij was natuurlijk technisch veel beter. Toch haalde ik af en toe best goede resultaten in de golven, zoals bij de worldcup in Sylt waar ik derde werd door local Jürgen Hönscheid te verslaan. Ik was niet de beste, maar ik was wel slim en ik kon heel hoog springen. Ik ging gewoon op de stoel van de jury zitten om te zien hoe zij het bekeken. Als je buiten het gebied vaart scoor je geen punten. Als je een forward doet, valt en een bak op je kop krijgt en vervolgens ligt te zwemmen omdat je mast is gebroken, scoor je geen punten. Dus wat deed ik? Ik pakte een volumineus waveboardje en jump, jump, jump, jump, aerialjibe, jump, jump, jump, aerialjibe en dan eventueel nog een one-handertje ertussendoor of een ditje of datje en dan had ik mijn puntjes wel te pakken. Ik bleef varen en scoorde op die manier mijn punten wel. Ik was met ideale omstandigheden zoals op Maui minder technisch, maar ja, wat is wave performance? Wave performance is een evenement bedoeld om leuk te zijn voor het publiek en zo beoordeelt de jury het ook. Je moet wel wat doen. Als jij Angulo heet, je komt op Sylt aan en vindt het water te koud, de windrichting niet goed en je loopt alleen maar te mopperen aan de kant, wat heeft het publiek daar dan aan? Dan kun je nog wel de God uit Hawaï zijn, je moet daar wel een performance neerzetten. Ik was wedstrijdsurfer, geen waver. Ik speelde het spelletje tactisch en daar is niks mis mee. Wedstrijdzeilen is gewoon een strategisch spelletje spelen, net zoals schaken.’

WINDSURFEN ALS BEROEP
Nadat Stephan drie keer wereldkampioen courseracen was geworden zakte hij wat terug. In 1988 werd hij vader en zette het wedstrijdsurfen op een laag pitje. ‘Ik had ook niet zo’n zin meer om continu op reis te zijn en vooral op Maui te leven. Windsurfen was mijn werk, en zo benaderde ik het ook echt. Ik ging naar een evenement toe en ik zat in het vliegtuig terug als die gasten aan het bier zaten na de prijsuitreiking. Ik ging alleen maar als ik kon plussen, als ik meer prijzengeld kon gaan verdienen dan dat het evenement mij zou gaan kosten. Ik windsurfte niet uit idealisme, niet uit een soort van droom, ik was gewoon professioneel sporter. Ik werkte voor Bic, ik werkte voor North, ik deed research en development, ik was verantwoordelijk voor de ontwikkeling van zeilen en planken, en ik ging naar worldcupwedstrijden om te leren. Dat ik meevoer was een tool om te zien wat mijn ontwerpen deden, of het competitief was of niet.’

 

Springen kon hij wel.

HET KLINKT BIJNA ALSOF JE ER GEEN LOL AAN BELEEFDE.
‘Ik vond het hartstikke leuk om te doen, maar ik wilde wel zakelijk blijven. Zo had ik ervoor gekozen om alleen nog de grand slams te varen en de wave performance te skippen. Hierdoor kreeg ik bonje met de vaste kern van de worldcup, die mij diskwalificeerde voor de wedstrijden die ik buiten de tour had gevaren. Je moest committen aan de tour, ook al waren er nog zulke leuke andere evenementen, die vaak veel lucratiever waren. Zo waren er nog meer besluiten binnen de organisatie van de tour die medebestuurders als Phil McGain en Björn Dunkerbeck toen al maakten om hun eigen positie te beschermen. Freestyle was er al eind jaren 80, maar het werd niet toegelaten in de worldcup, het werd geboycot, want zij waren er niet goed in. Dunkerbeck had geen zin om nog een keer freestyle te leren en McGain, die alleen maar kon racen, zat er ook echt niet op te wachten om er nog een keer een nieuw onderdeel bij te hebben. Het was gewoon puur persoonlijk belang. Toen was ik er eigenlijk wel klaar mee. Ik had de organisatie achter de worldcup, de Professional Boardsailors Association, in 1983 nota bene mede opgericht! Ik ben er meteen uitgestapt, laat maar zitten. Ik was te anders, klaar. In 1989, ’90 en ’91 heb ik alleen maar worldcupwedstrijden meegevaren als ik het leuk vond of interessant voor de ontwikkeling van de boards en zeilen, ik ging niet meer voor de ranking.’

 

Stephan op de foto voor zijn nieuwe sponsor Fiat.

EN TOEN DACHT JE INEENS: IK GA NOG ÉÉN KEER VOOR DIE SPELEN?
‘Ja, ik wilde nog één keer het Olympische gevoel hebben. Ik draaide een korte campagne om te testen of het nog ging en voer het EK van 1991 dat ik ook won. Ik dacht dat doe ik het jaar daarna ook en dan ga ik pieken bij de Spelen, maar ik maakte klassieke fouten. Ik was veel minder gefocust, speelde minder op safe. Eigenlijk alles wat ik goed deed in 1984 deed ik fout in 1992 in Barcelona. Door dat worldcupsurfen was ik eigenlijk te collegiaal geworden. Ik ging te relaxed met mijn collega’s om en was nonchalant, terwijl het spelletje keihard gespeeld werd. Hoewel ik vier wedstrijden won, werd ik door protesten en diskwalificaties uiteindelijk zevende. Op zich een goed resultaat maar niet waarvoor ik was gekomen. ‘Alle zeildisciplines zaten in de eerste week, en na mijn races lukte het gelukkig de knop om te zetten en te genieten van het evenement. Ik ben op mijn fi ets door de hele stad gecrosst, heb bij alle evenementen gekeken, heb een stuk van de marathonroute gelopen. Ik heb een prachtige tijd gehad en eigenlijk heeft me dat als persoon veel meer gevormd dan dat ik weer gewonnen zou hebben. Van verliezen leer je heel veel. Die ervaring gebruik ik nu als adviseur binnen het Watersportverbond. Mijn mening wordt nog steeds gewaardeerd, dat vind ik wel leuk.’

Op het podium samen met Robby Naish.

BEN JE ALS ADVISEUR BETROKKEN BIJ DE OLYMPISCHE VOORBEREIDING VAN RS:X-ER DORIAN VAN RIJSSELBERGHE?
‘Dorian is een jonge jongen, en dat loopt gewoon goed. Wat moet ik toevoegen? Misschien gooi ik er wel wat storends in. Je moet ook weten wanneer je niks hoeft te vertellen als ouwe lul, dat vind ik wel belangrijk. Ik heb één keer per jaar een goed gesprek met zijn coach, dat werkt beter, dan kan hij zien wat hij ermee wil doen.’

Op zijn dertigste stopt Stephan zijn carrière als professioneel surfer en tester en richt hij zich volledig op zijn winkel en gezin. Vond hij het moeilijk om het wereldje achter zich te laten? ‘Ja natuurlijk wel, ik heb van mijn zestiende tot mijn dertigste non-stop gewindsurft. Het is een heel leuk leven, maar ook een heel makkelijk leven, het is eigenlijk bang zijn voor de realiteit, voor het werkelijke leven, denk ik. Soms vind ik het sneu als ik zie hoeveel jongens er in zijn blijven hangen, want je bouwt natuurlijk geen ene reet op, je verdient te weinig om een beetje kapitaal op te bouwen. Het is ook lastig als topsporter die de hele wereld over reist om een relatie te onderhouden. Ik merkte dat voor mezelf ook, mijn eerste huwelijk liep ook spaak. Alles moest wijken voor het surfen. Ik had daar op een gegeven moment geen zin meer in. ‘Ik heb geproefd aan het wereldburger zijn, maar het is gewoon niet mijn ding. Ik woon graag in Nederland, en niet op Maui of in Australië, dat voelde ik al begin jaren 90. Ik heb er nog even naar gekeken, of ik het reizen nog leuk vond. Ik ben PR-werk gaan doen, ik heb televisieprogramma’s gemaakt over windsurfen. Ik heb allemaal dingen geprobeerd om te kijken wat ik leuk vond en hoe ik een beetje met de sport verbonden kon blijven, en ik kwam erachter dat in de winkel staan voor mij toch het leukste is. Te zorgen dat ik voor mijn klanten de beste en leukste spullen heb. ‘Ik ben gestopt om die professionele windsurfer te zijn op mijn dertigste en toen was ik er ook helemaal klaar mee om ‘die surfer’ te zijn. ‘Jij bent toch die surfer? Van den Berg? Stefan?’ Het voelde zelfs kleinerend, ‘die surfer’. Is dat alles? Heb ik dit alles gedaan om dan die surfer te zijn? Nee, ik wilde de beste zijn, en dat heb ik geprobeerd te doen. Hoewel mijn passie voor het windsurfen nog altijd even groot is, ben ik trotser op mijn periode na het surfen dan ervoor. Zo durf ik het wel te zeggen. Wat ik nu heb met mijn gezin, mijn huis en mijn bedrijf en personeel daar ben ik trots op. Het kost veel meer inspanning, kwaliteit, toewijding en doorzettingsvermogen om dat voor elkaar te krijgen dan die zelfingenomen op zichzelf staande surfer te zijn die alleen maar dingen doet die goed zijn voor hemzelf.’

 van