09-09-2021 - Wielrenblad, Leesvoer

In het wiel van Hans van Waas

Op de fiets ontstaan de beste gesprekken, vindt Joost-Jan Kool. Hij rijdt dan ook graag samen op met uiteenlopende mensen. Politiek redacteur Hans van Waas (werkzaam voor diverse RTL-talkshows als Beau, Humberto en Jinek) is naar eigen zeggen een freak. Een indrukwekkend hard fietsende freak. Vandaar ook dat fietsende collega’s vriendelijk passen wanneer Hans met hen wil fietsen. Joost-Jan Kool paste niet. En dat heeft hij geweten. 

Samen op

De afspraak met Hans om eens samen te fietsen was in een vloek en een zucht beklonken. Hij reageerde vrijwel meteen enthousiast. We spraken af bij een rotonde net buiten Bodegraven, op een plek die geografisch gezien ongeveer even ver van Leiden, de woonplaats van Hans, verwijderd ligt als van mijn dorp Lexmond. Hans had een mooi rondje uitgezet, beloofde hij in een bericht: een rondje De Meije, vernoemd naar het gelijknamige dorp De Meije, liggend in de schaduw van Bodegraven. Een rondje in een typisch Nederlands decor; fietsen langs uitgestrekte weiden, langs riet en water en zo af en toe een dorp met namen als Zwammerdam en Zegveld. Verzonken land onder een eindeloos hoge hemel. 

Op de dag van onze afspraak was het prachtig weer. Ondanks de wind die hard en fris vanuit het noorden blies. Wind tegen op de heenweg, wat op zich geen probleem was, want de benen voelden goed. Maar terwijl ik tegen de wind in beukte, sprak diep in mij een stemmetje dat mij tot zuinigheid maande. Niet alle energie opstoken, bewaar liever wat voor later deze dag. Je weet maar nooit wat er nog van je zal worden gevraagd! Dat was natuurlijk een beetje onzinnig; ik was op weg naar een interview, niet naar een koers. Toch voelde het een beetje alsof ik wel degelijk op weg was naar een wedstrijd. Een gevoel dat niet enkel te wijten was aan de indrukwekkende gemiddeldes die Hans met de wereld deelde, maar zeker ook aan mijzelf. In de aanloop naar onze fietsdate had ik het niet kunnen laten een aantal van mijn meest indrukwekkende gemiddelden met Hans te delen. Een klein beetje de borst vooruitsteken; jij kan fietsen, zeker, maar let op: ik ben ook geen pannenkoek! 

Een kwartier later dan het afgesproken tijdstip troffen we elkaar op een totaal andere plek dan Hans had voorgesteld. Dat lag niet aan Hans, maar aan mijn buitengewoon grote talent altijd en overal te verdwalen. De start van onze rit verliep stroef. Niet in de relationele sfeer, we kwekten er meteen gezellig op los, maar verkeerstechnisch. Een indrukwekkend landbouwgevaarte schommelde traag over de polderweg. Daarachter een stoet opgehouden ongeduld, waaronder twee wielrenners die speurden naar een gaatje om langs het vehikel te schieten. Ik complimenteerde Hans met de 200 kilometerrit die hij een paar dagen eerder met de wereld had gedeeld. Hij had de afstand afgeraffeld tegen een gemiddelde van 33,5. De reacties onder zijn bericht liepen uiteen van respect tot ongeloof. Een van de belangrijkste voorwaarden om een afstand zo snel te kunnen rijden, was het maken (en natuurlijk ook volgen) van een gedetailleerd voedingsplan. En niet te dol beginnen; krachten sparen in het begin.  
Na een paar kilometer verdween de trekker. Een bijna lege weg strekte zich verleidelijk uit voor onze wielen.  

Sportieve handtekening 


De polder was een uitgestrekte groene vlakte, de weg sneed er in een kaarsrechte streep doorheen. Helwitte wolken dreven haastig door het strakblauwe zwerk. De wind blies in de flank en Hans gaf gas. Serieus gas. Ik nestelde mij in Hans zijn wiel. Hoewel nestelen te cosy klinkt voor de toestand waarin ik mij bevond. Op mijn kilometerteller las ik dat we met 43 kilometer per uur over de wereld raasden en Hans maalde maar verder, schijnbaar onverstoorbaar, met zijn opvallend slanke kuiten en hoog opgetrokken witte kousen (met vlak daarboven een paar met scheren gemiste haren). Ik dacht verlangend terug aan de keren dat ik mijn verhaal voor deze rubriek vanwege corona digitaal had moeten oogsten. Op dat moment had ik het verfoeid, maar nu leek het mij de hemel.

Hans fietste dicht langs de kant van de weg, waardoor er vrijwel geen ruimte overbleef om in de relatieve luwte te fietsen. De kreet ‘Hans, links!’, een kreet die niet zelden gepaard gaat met een serie wanhopige vloeken, lag klaar op mijn droge tong, maar ik hield hem achter de hand, enerzijds uit eergevoel, anderzijds uit een soort van journalistieke nieuwsgierigheid. Ik had mijzelf tot Hans veroordeeld, ik moest dit ondergaan. Dit was de sportieve handtekening van Hans van Waas en die mocht ik niet verstoren met een moment van zwakte. 

Het beeld van de soepel trappende renner voor mij; ondanks de hoge snelheid trapte hij een relatief klein verzet, strookte met het beeld dat zich voorafgaand aan deze rit in mijn hoofd had gevormd. Dat beeld was tot leven gewekt dankzij Twitter, waar Hans van Waas met de regelmaat van de klok zijn meer dan indrukwekkende cijfers met de wereld deelt. Ritten van honderd kilometer tegen een gemiddelde van 37 per uur, dat soort werk. Cijfers die mij motiveerden om er zelf eveneens een schepje bovenop te gooien, misschien ook wel een gevolg van mijn groeiende verlangen de resultaten van mijn eenzame trainingsarbeid eindelijk weer eens met andere fietsers te meten. Het gaat te ver om Hans tot norm te dopen, maar zijn cijfers, en die van andere notoire hardrijders, spookten wel door mijn hoofd wanneer ik op hol geslagen, op jacht naar vergankelijke roem, door de polder joeg. 

Inspirerend en veeleisend 

De verlossing was nabij. Hans wees met een kort gebaar naar rechts, even later slingerden we met de wind in onze rug langs een traag voortkabbelend en breed uitwaaierend seniorenpeloton. We spraken als schippers op een op drift geraakte schuit. Staccato zinnen waarbij het soms puzzelen was naar de essentie. Die essentie was: fietsen is fijn, lang en hard fietsen is heerlijk.

Hans: ‘Na een paar uur fietsen, raak ik in een bepaalde toestand, een soort van trance denk ik, een totaal andere geestelijke toestand in ieder geval. Dan is er helemaal niets meer dan de fiets en ik en dat is heerlijk!’ 

‘Terug naar de basis, is dat het?’ 

‘Dat denk ik wel ja!’ 

Hans vertelde over zijn werk. Extreem lange dagen op de redactie van de talkshows waarvoor hij werkt. Een soort van 200 kilometer fietsen, maar dan met een spraakmakende en originele kijk op het politieke nieuws van de dag als prooi in plaats van een hoog gemiddelde. Maar, ondanks dat verschil, net als fietsen een uithoudingsproef. Op de dag van de uitzending meldt Hans zich al om half negen in de ochtend op de redactie, schreeuwde hij mij toe. En pas om een uur of twee ’s nachts is hij weer thuis. Meestal volgt er een vrije dag op zo’n marathondag. Dan gaat hij fietsen, niet na eerst eens stevig uitgeslapen te hebben, maar gewoon de wekker zetten en lekker op tijd op de fiets. Een soort van tegenwicht aan de hectiek van de voorliggende dag, even genieten van de stilte in het hoofd, lichaam en geest terug in evenwicht. ‘Meestal ga ik voor een 100 kilometerrit en het doel is dan altijd om die binnen drie uur af te werken.’ 

Het werd drukker op de weg. Ons gesprek werd voortdurend verstoord. Hans stelde voor om even een terras te pakken en ik stemde toe. Ik ben geen terrasbezoeker. Tenminste niet wanneer ik fiets. Dat vind ik zonde van mijn kostbare fietstijd. Hans dacht er precies zo over, maar gezien het doel van deze afspraak was het een prima plan. In de schaduw van een kerktoren en met zicht op onze fietsen bestelden we een koffie met een cola. Vanachter de zonnebril en vanonder de helm, verscheen een totaal andere Hans. Een ongelooflijk vriendelijk kerel, verzorgd formulerend en breed ontwikkeld.

We spraken over de politiek (het was de dag waarop Pieter Omtzigt uit het CDA vertrok), over zijn contacten met politieke coryfeeën, de druk op de dag van een uitzending, de kick van het moeten pieken en de ontspanning daarna, over het samenwerken met toppers als Humberto Tan, Eva Jinek en Beau van Erven Dorens (‘inspirerend en veeleisend’), over Iwan Spekenbrink, over het eten van gelletjes op de fiets en over zijn appartement in Leiden waarin twee fietsen in de slaapkamer hangen, omdat zijn vriendin ook voorzichtig besmet is geraakt met het fietsvirus waarmee Hans een jaar of tien geleden, en 25 kilo zwaarder dan nu, chronisch werd besmet. ‘Ik was zo’n typische student, te dik en eigenlijk niet in staat om een fatsoenlijk rondje te kunnen fietsen.’ Het bekeringsverhaal was in grote lijnen universeel. Met vrienden de bergen opzoeken, merken dat het steeds beter gaat en uiteindelijk een soort van knop om, niet langer een mens zijn die zo af en toe een rondje fietst, maar een fietser worden die elk geschikt moment aangrijpt om op de fiets te stappen. Als een junk op zoek naar weer een nieuwe kick. 

Kudo 

Het laatste deel van onze route, was de scherpte er wat vanaf. We praatten gezellig verder, handjes op het stuur, rustig naast elkaar. Op de rotonde waarop we elkaar eigenlijk hadden moeten ontmoeten namen we afscheid. Van de wind af stormde ik naar huis. 
Twee dagen later deelde Hans een nieuwe fietsprestatie met de wereld. Hij had zijn rit de 50 kilometer snelheidsproef gedoopt. Met maar liefst 38,5 per uur gemiddeld had hij het rondje de nek om gedraaid. Een dag later stapte ik zelf ook weer op. Mijn rondje van 41 kilometer had ik met een gemiddelde van 37,0 per uur verreden. Speciaal voor de gelegenheid had ik een Strava-account aangemaakt. De resultaten deelde ik met Hans. Hij schonk mij een kudo. Het duurt waarschijnlijk nog wel even voordat we weer echt mogen koersen. Voorlopig is Hans dus een prima tegenstander om mijzelf uit te dagen en steeds weer een beetje harder te gaan. Of dat andersom ook zo geldt, durf ik niet te zeggen. 

Tekst door Joost-Jan Kool

Foto’s door Micheal Maas


Deze rubriek staat in het gepubliceerde magazine: Wielrenblad #2 2021. Deze kun je bestellen in de Soul Webshop. Ook is het blad beschikbaar in de Soul Kiosk App. Wil je voortaan geen nummer van je favoriete magazine meer missen? Word dan snel abonnee van Wielrenblad!

 van