20-12-2007 - Surfen, Nieuws

Indonesië: Op goed geluk

Matthijs Collard, Jeroen Govers en Pim Kalisvaart zijn jongens met gevoel voor avontuur en een passie voor surfen. In het verleden hebben ze al een aantal mooie trips gemaakt. In tien maanden reisden Jeroen en Matthijs van San Jose in Amerika naar San Jose in Costa Rica. Tijdens een vorige trip naar Indonesië bezocht Matthijs onder andere Nias en reisde hij naar de Mentawai-eilanden over land. Met die ervaring nog vers in het geheugen wilde hij nu de Mentawai-eilanden wel eens in stijl doen: tijd voor een boottrip. Dat avonturen pas beginnen wanneer dingen niet volgens plan gaan is bekend. Tijdens deze trip ging bijna niets als gepland met als resultaat een geweldig avontuur, perfecte surf en volop mooie herinneringen. Indonesië, op goed geluk.

 

Tekst en Beeld: Matthijs Collard & Jeroen Govers

 

 

 

“De broer van mijn assistente exploiteert een 21ft-boot op de Mentawai-eilanden. Een prima boot met een capaciteit van zes man. Of acht als we een beetje squeezen. Hij heeft een fantastisch aanbod gedaan: een boottrip naar ‘s werelds beste golven voor 45 dollar per persoon per dag.” Zo begint de e-mail van Pim. Pim werkt in Londen. In Nederland zien we hem nooit meer, maar als er ergens wat te surfen valt, is hij out-of-office. Het is begin maart. In de cc van het bewuste mailtje staan een stuk of twintig goede vrienden die elkaar al kennen van hun studententijd. Matthijs heeft in 2004 de Mentawais al eens bezocht. Toen voor nog geen drie euro per dag. De verhalen waar hij toen mee thuis kwam logen er niet om en een boottrip naar de Mentawais klinkt dan ook super. De algemene opvatting is echter dat boottrips erg duur zijn. We zijn zelf meer van slapen in de wagen, veel afdingen en vooral zo lang mogelijk wegblijven. Tijden veranderen echter en nu we allemaal aan het werk zijn hebben we minder tijd, maar wel meer geld. Deze aanbieding is te goed en iedereen wil mee.

 

 

Slecht nieuws Pim bespreekt met de kapitein dat er twee trips achter elkaar gepland worden. Snel beslissen, anders zit het vol. Plannen worden gemaakt om voor of na de Mentawais ook nog Nias en West-Java te bezoeken. Er wordt over niks anders gepraat. Op 18 april komt er weer bericht uit Londen. Slecht nieuws. Door prijsafspraken en duurdere brandstof is de prijs verhoogd naar honderd dollar per dag. Pim weet er nog wel tachtig dollar van te maken. Jammer dat het duurder wordt, maar het is nog steeds niet veel voor zo’n trip. Toch wel, zo blijkt, want meer dan de helft haakt direct af. Twee weken later zijn we nog maar met zijn drieën. Om de boot toch te kunnen afhuren besluiten we op zoek te gaan naar andere surfers die dit avontuur wel zien zitten. Wekenlang wordt iedereen die we kennen gemaild en gebeld. We plaatsen oproepen op diverse fora, vragen rond in surfshops, op het strand en zelfs in de line-up in Nederland. Het mag niet baten. Niemand is te porren voor ons plan. Op hoop van zegen dan maar. We boeken die boot en gaan wel in Padang op zoek naar andere surfers om de boot te vullen. Geen probleem.

 

Twee dagen voor vertrek krijgen we weer een mailtje van Pim. De kapitein heeft gebeld: “I blew up the engine and the mast is broken, can’t fix it, can’t help you get another boat, enjoy your trip, cheers”. En o ja, Pim heeft het toch te druk met zijn werk en kan niet mee, misschien komt hij tijdens de tweede week nog.

 

       

 

 

Op goed geluk Daar sta je dan. Op het vliegveld van Jakarta, met al je spullen en zonder een goed plan. Mijn telefoon piept. Een sms van Pim. Hij heeft een aantal nachten keihard doorgewerkt. Hij is nu in Kuala Lumpur en komt over twee uur aan in Jakarta. We komen om te surfen en laten ons niet door het mislukken van het originele plan uit het veld slaan. Terwijl we op Pim wachten onderhandelen we alvast met de taxichauffeurs over de rit naar National Park Untung Genteng. In dit park ligt onder ander de break Turtles. Een perfecte linkse met een goede barrel en een lekkere wand waar het nooit echt druk is. Nooit echt druk, blijkt deze zomer een understatement. Er is werkelijk niemand. Batu Besar, de losmen (Indonesisch hostel) waar we willen slapen, gaat speciaal voor ons open. We hebben alle golven voor onszelf. Eén van ons
op de kant met de camera. Twee in het water om de ene na de andere perfecte cleane lefthander te surfen. Het water blijkt extreem koud. We trekken alle lycra’s en shirts aan die we hebben. Volgens de lokale vissers is het koude water te wijten aan een vreemde golfstroom. Wie had gedacht dat je in Indo zou zitten te balen dat je geen shorty bij je hebt. Niet alleen het koude water is minder, het barst ook van de kwallen. Gelukkig zijn de golven perfect en dus nemen we de kou en kwallenbeten voor lief. We blijven uiteindelijk vier dagen. Alleen op de derde dag krijgen we bezoek in de line-up. Een bodyboarder peddelt uit. ’s Middags probeert hij te surfen. Turtles is echter geen beginnersspot en als hij afdruipt, hebben we de golven weer voor onszelf. Het ritme  zit er goed in. Vroeg op, een sessie bij het eerste licht, rijst eten, beetje chillen, rijst eten, slapen, sessie tot het donker, rijst eten, koude Bintang en slapen.

 

 

 

Van Genteng gaat de reis naar Cimaja, de surfhoofdstad van West-Java. Er is geen golf te bekennen. We besluiten “luxe” uit eten te gaan en het is lekker om even geen rijst te eten. We gaan direct door naar Sawarna waar we veel goede verhalen over hebben gehoord. Daar lopen we dan; met alle boardbags en tassen over een veel te gammele loopbrug richting onze slaapplek midden in de rijstvelden. Het is wel een fantastische locatie, precies zoals Indonesië eruit hoort te zien. De golf valt helaas wat tegen vergeleken met Turtles, maar we vermaken ons prima. De tweede dag peddelt er een Ozzie de line-up in. Surfer nummer 2 van de trip. Hij wacht op vrienden om naar Panaitan Island te gaan. Panaitan Island, One Palm Point, wear all the rubber you can find…, we hebben erover gelezen, maar waren tot de conclusie gekomen dat we daar niks te zoeken hebben.

 

Toch nog een boottrip Na nog twee dagen Sawarna bellen we toch maar Eman, de contactpersoon van die Australiër. Hij woont in Sumur, zes uur naar het westen, en regelt volgens de verhalen boten voor surfers. De volgende ochtend om acht uur staat Eman met busje en chauffeur voor het huis. We proppen alles in en op het wagentje. Halverwege meldt Eman dat hij helaas niet verder met ons mee kan. Zijn oma is net overleden en hij moet er in het volgende dorp uit. We blijven achter met de onverstaanbare en roekeloos rijdende chauffeur. Het krakende cassettebandje met veel gejengel op vol volume hebben we nu al drie keer gehoord. Daar besluiten we wat aan te doen. Grote verbazing bij de driver als er op 88.2 FM ineens heel goede muziek is. De iPod met FM-transmitter maakt de rit iets comfortabeler.

 

 

In Sumur worden we gedropt in de haven. De oom van Eman neemt ons over. Hij heeft een paar verbouwde vissersboten die hij met een kapitein aan surfers verhuurt. We vragen of we de boot mogen zien alvorens we akkoord gaan met de prijs. Dat gaat niet, want de boot is nog op het water. Het begint al te schemeren. Het wordt donker. Nog steeds geen boot. Ons standpunt van ‘geen boot, geen geld’ blijft niet overeind. We zien het niet zitten een dag te verspillen in dit naar vis stinkende dorp en besluiten toch maar zaken te doen: 300 euro voor vijf dagen. Na het maken van de deal komt de volgende verassing. De oom van Eman laat ons weten dat we nog wel eten moeten kopen. En trouwens ook voor de kapitein, de kok en de matroos. Wat hadden we dan gedacht? Goh, wat handig, hij blijkt zijn eigen supermarkt te hebben. We maken een lijst met alles wat we nodig hebben. Het kost wat tijd om pannenkoeken, ketchup en melkpoeder te vertalen, maar uiteindelijk staan er tien dozen netjes ingepakt, klaar om morgenvroeg in de boot te laden. Vis weigeren we te kopen. We zitten toch zeker op een vissersboot? In de haven treffen we een uitermate irritante dronken kerel die de hele tijd flauwe grappen staat te maken. Ons geluk, hij blijkt de komende week onze kapitein te zijn.

 

De volgende ochtend dan toch nog op een boot! De eerste stop maken we bij de ranger van het National Park. We moeten een pas kopen om het Panaitang National Park te bezoeken. Die passen zouden een paar euro moeten kosten. De aardige ranger maakt onze passen gereed. Hij vraagt in gebrekkig Engels wat we gaan doen. “Surfi ng!”, is ons antwoord. Hij overhandigt ons direct de prijslijst. Surfen kost zes dollar per uur per persoon. Snorkelen kost vier dollar. Fotoapparatuur meenemen kost vijftig en video honderd dollar. “Eh…”, Pim duwt snel zijn camera op zijn rug. Na veel gezeur en onderhandelen kopen we uiteindelijk twee uur surfen. Hopelijk zijn er geen toegangspoortjes of controles bij de spots.

 

 

Panatian Island We varen de baai binnen. “One Palm”, wijst de kapitein. “Good wave!” We kunnen het niet goed zien. Het waait al behoorlijk. Afl andig, dat wel. Er is natuurlijk weer niemand. Geen surfers, geen boten. Er woont zelfs niemand op het eiland. De kapitein vraagt wat we willen. We besluiten door te varen naar Napalms, het kleine broertje van One Palm. Napalms is een perfecte spot om te fotograferen. De golf breekt direct op een stijl rif naast een diepe baai vanaf waar je zo de barrel inkijkt. Het ziet er niet fijn uit. Als de golf breekt rolt het schuim nog drie meter verder op het akelig scherpe rif. De volgende golf zuigt het water een meter naar beneden waardoor je ziet dat de kant eigenlijk een muur van koraal is. We varen maar door naar Pussies. Dat ziet er beter uit. Er is zelfs een andere boot, maar er ligt niemand in het water. We wachten tot de wind gaat liggen en peddelen uit. De golf is makkelijk, maar breekt vaak over lange secties. Ritten kunnen lang zijn, maar dan je moet wel wat pompen tussendoor. Na een uur springt er een surfer van de andere boot en peddelt naar ons toe. Het is een Fransman. Wat direct opvalt, is zijn rechterarm. Over de lengte van zijn gehele arm zit één grote korst. Ook zijn schouder en voorhoofd zijn niet meer intact. “One Palm is a nice wave, but a bit shallow, it needs a bigger swell”, is zijn verklaring.

 

 

 

‘s Avond varen we naar de oostkant van de baai. Daar is minder deining en liggen we beter beschut tegen de wind. De kok maakt rijst met groenten en ei. Dat is eigenlijk alles wat hij kan maken en we eten het dan ook de hele week. Een poging om uit te leggen wat hij met bloem, melkpoeder en eieren kan doen, blijkt hopeloos. Om toch wat gevarieerder te eten wil Jeroen een vis vangen. Een paar jaar terug in Baja vingen we drie maanden lang elke dag vis. Met een vinger achter zijn lip, wijzend op wat rondslingerend visdraad, probeert hij te weten te komen of er ook haakjes aan boord zijn. “No, mister, don’t know mister”. Naalden breken als we ze proberen te buigen, spijkers gaan wel, maar zijn zo dik en lastig te bevestigen aan de draad dat het niks wordt. Na een paar uur vogelen ziet de bemanning Jeroen bezig en brengt hem een zakje haakjes. Merkwaardig, maar we kunnen nu in elk geval vissen.

 

   

 

 

Napalms We gaan het toch op Napalms proberen. Er ligt al een boot als we voor anker gaan. We zwemmen ernaar toe om nader kennis te maken. Er blijken vier Indo’s en een bodyboarder uit Nieuw-Zeeland op de boot te zitten. Hij betaalt net zoveel als wij voor de boot, maar kreeg er wel vier vissers bij. De Nieuw-Zeelander is ook al flink aan het bloeden. “One Palm is a nice wave”. Ja, dat hebben we eerder gehoord, maar wel wat ondiep zeker. Hij gaat het water nog niet in. Het tij is niet goed, de golven nog wat laag en de wind is niet perfect. Wij gaan er wel gelijk in. Wij zijn hier tenslotte niet om alleen Pussies te surfen, en daarbij vinden we het hoog zat. Jeroen en Pim springen het water in en proberen de goede take off spot te vinden. Na wat heen en weer peddelen worden de eerste drops gemaakt. Deze golf is snel, nu nog het juiste exit point vinden. Je moet deze golf dus niet uit willen rijden, maar op het juiste moment de face doorduiken. Twee seconden te laat betekent pijn lijden en een avond zee-egels en koraal uit je lichaam peuteren.

 

 

Napalms blijkt na enige aarzeling een geweldige break. We raken steeds meer op ons gemak en verleggen langzaam onze grenzen. Pim, de regular, surft backside. Hij heeft zijn barrelstance fl ink geoptimaliseerd sinds de eerste dagen op Turtles en hij maakt zonder twijfel de laatste en heftigste elevator drops van ons drieën. Jeroen is constant op zoek naar de barrel en weet deze ook regelmatig te vinden. Soms komt hij er nog uit ook. Matthijs zet zijn board steeds verticaler tegen de lip en duikt de barrel in. De omstandigheden blijven de hele week gelijk. Headhigh golven, afl andige wind en nooit met meer dan twee of drie man in het water. Het eten begint echter op te raken en de flauwe humor van de bemanning gaat irriteren. Pim stoot zijn hoofd nog tegen het rif. Het wordt tijd om naar huis te gaan.

 

Niet slecht Eenmaal terug in de haven stappen we nog half zeeziek direct in de taxi richting Jakarta. Na een uur schudden meldt de blackberry van Pim dat hij bereik heeft. Een mooi moment om direct tachtig e-mailtjes af te handelen. Zo komt er geleidelijk een einde aan deze onvergetelijke twee weken. Van het oorspronkelijke plan en de crew bleef geen spaander heel. Geen grote vriendenclub, geen special deal met de bootconnectie van Pim en geen Mentawai-eilanden. Uiteindelijk werd het een avontuur zoals het hoort. Op goed geluk gegaan, elke dag in het water gelegen, weer een nieuw recordaantal rijstkorrels weggewerkt en dat allemaal voor een fractie van het oorspronkelijke budget. Niet slecht.

 

 

Wil je 6 surf mag. # 1 2007 thuis ontvangen? Bestel hem dan hier in de Soulshop! 


© 6 surf mag. 2007


 van