Op zoek naar Kiviuq: Een avontuurlijke fietstocht door Groenland
Kiviuq is een legendarisch personage uit de Inuit-mythologie. Hij zwerft rond in het Noordpoolgebied en zou over bovennatuurlijke krachten beschikken waarmee hij alle denkbare obstakels kan overwinnen. De geest van Kiviuq waakt over alle nomadische avonturiers in het Hoge Noorden.
Het verhaal van Kiviuq wordt in het gehele Noordpoolgebied verteld. De eerste keer dat ik het hoorde was op het Canadese arctische eiland Baffin, waar ik op een schip als gids werkte om ijsberen te spotten. Van jongs af aan was ik gefascineerd door de Noordpool. En hoewel ik er inmiddels meermaals geweest was, voelde de twee expedities per dag naar het vaste land altijd als te weinig. De paar uur dat ik aan land was, wakkerden mijn nieuwsgierigheid alleen maar verder aan. Wat zou er achter die bergen schuilgaan, wat als ik meer tijd had om het gebied te verkennen? Toen ik weer een job als gids scoorde, was het tijd om mijn eigen Kiviuq-verhaal te schrijven. In lijn met de legende maakte ik plannen voor mijn eigen arctische avontuur. Mijn versie werd een tweehonderd kilometer lange traverse per fiets over de poolcirkel, over – zo hoopte ik althans – het ijsvrije gedeelte van West-Groenland. Tussen mijn startpunt Kangerlussuaq en einddoel Sisimiut lag een kilometerslange route over woeste toendra’s en rotspartijen, langs meren vol smeltwater en mossige wildpaden. Ik volgde, letterlijk, in de voetsporen van de jaarlijkse rendierenmigratie.
Spiritueel
Na een maand gidsen, constant omringd door mensen, stond ik met mijn mountainbike aan de start van een stoffig gravelpad. Zodra ik alleen was, maakte het enthousiasme waarmee ik naar de trip had toegeleefd plaats voor een zeldzaam gevoel van eenzaamheid. Het contrast met de afgelopen maand leek te groot, te drastisch. Nu al verlangde ik naar een metgezel om het onbekende mee te delen. De voorspelde depressie die met een of twee dagen het landschap zou bedekken met sneeuw en ijs, hielp ook niet voor mijn gemoedstoestand.
Ik startte mijn reis met een zwaar gemoed, me constant bewust van het naderende onheil en het altijd aanwezige gevaar. Het Hoge Noorden is een spirituele plek. De Inuit geloven in de ijiraq, een gedaanteverwisseling waarbij een persoon de vorm aan kan nemen van een raaf, rendier of ijsbeer. Een entiteit die zich beter verhoudt tot de elementen.
Downhill in Groenland
Ik boekte nauwelijks progressie die eerste ochtend in Groenland. De trail was als een ijzige slang die het woeste landschap doorkruiste. Na weer een pijnlijke beklimming werd ik getrakteerd op een vergezicht en een kleine kudde rendieren die stond te grazen in het flauwe zonlicht. Rustig grazend bekeken ze me met een mix van argwaan en desinteresse. Iets meer gerust, simpel door de aanwezigheid van andere levende wezens, begon ik aan de downhill.
Bedachtzaam koos ik mijn lijn tussen de rotsen naar beneden. Na een paar minuten dalen doemde een kleine groep galopperende rendieren naast me op. Een fractie van een seconde maakte ik oogcontact met wat de leider moest zijn. Totaal onaangedaan door mijn aanwezigheid daalden we samen verder af, als was ik onderdeel van de kudde. Zagen ze mij als een van hun? Was ik onbewust van gedaante verwisseld?
Ondanks de heerlijke downhill ging ik nog altijd heel traag; iedere meter was zwaarbevochten. Opgejaagd door het naderende sneeuwfront probeerde ik iedere minuut daglicht te benutten. Langzaam sloot ik vrede met de omstandigheden en gaf ik me over aan de elementen. Ik sloot vriendschap met de niet aflatende wind, putte moed uit het kleurenpalet en voelde me één met de omgeving.
Schuilen
Op een goede dag was de verhouding fietsen/hiken 60/40, 70/30 als ik echt mazzel had. Hoewel het hiken pittig was, hielp het gewicht van mijn volgepakte fiets in combinatie met de vegetatie die me constant leek tegen te werken, bepaald niet. De afwisseling was op zich prettig, maar met iedere kilometer leek het landschap zich tegen me te keren. Doornstruiken grepen zich vast in mijn kleding en huid, de mossige ondergrond veranderde langzaam in een moeras en mijn toch al doorweekte voeten verdwenen om de paar stappen voorbij mijn enkels in een plas ijswater.
Net voor de aangekondigde storm in Groenland arriveerde, vond ik een veilig onderkomen. Hoewel het niet meer was dan een veredeld tuinhuisje, bood het vele malen meer bescherming dan mijn ultralichte eenpersoons tentje. Dankbaar kroop ik in mijn vochtige slaapzak terwijl ik het theezakje voor de vierde keer in mijn beker hing. Inmiddels was ik, na vijf dagen onderweg, begonnen met rantsoeneren. Koud, moe en hongerig zat ik de volgende twee dagen uit, terwijl de storm zijn uiterste best deed mijn schuilplaats uit elkaar te rukken.
Op de derde ochtend van mijn bivak werd ik wakker door het eerste zonlicht in een oase van rust. De wind was gaan liggen, de lucht was blauw. De eerste uitdaging van de dag was het ijskoude stroompje, dat inmiddels een woeste rivier was, over te steken. Wachtend tot de zon hoog genoeg stond, begon ik vast met pakken. Een paar uur na mijn vertrek, de rivier had ik zonder noemenswaardige problemen overgestoken, bevond ik me voor de zoveelste keer in een zompig moeras. Zowel fysiek als mentaal begon het avontuur zijn tol te eisen. Zelden voelde ik me zo alleen en kwetsbaar. Met een reisgenoot had ik misschien nog kunnen lachen om de ellende waar ik me in bevond, maar nu, moederziel alleen, moest ik al mijn wilskracht aanspreken om voort te ploeteren naar de volgende hut.
Bewoonde wereld in Groenland
Wanneer ik op de laatste ochtend, de achtste, de deur van mijn hut openduw, valt er een plak natte sneeuw van het dak. Een milde storm heeft het landschap wederom bedekt onder een witte laag. Terwijl ik mijn laatste rantsoen havermout kook, trek ik elk kledingstuk aan dat ik tot mijn beschikking heb. Met ziplock-tasjes probeer ik mijn voeten enigszins droog te houden tijdens mijn final push door de ijskoude smurrie van sneeuw en modder.
De lucht is donker en onheilspellend, maar mijn moraal is goed. Het regent pijpenstelen, maar ook dat kan me niet deren. Ik ruik de stal. Slippend en schuivend zoek ik mijn weg naar beneden, waar een paar uur later de smurrie plaatsmaakt voor gravel en uiteindelijk asfalt. De snelheid en geruisloosheid van het asfalt onder mijn wielen voelt even wonderbaarlijk als de kleurrijke huisjes in Kiviuq die ik in de verte zie opdoemen.
Wanneer ik de eerste mensen tegenkom, is hun verbazing bijna tastbaar. Zelden, misschien zelfs nooit eerder, zagen ze hier iemand op de fiets uit de bergen arriveren. Niemand kent me hier; ik stel me voor dat ik Kiviuq ben.
Dit artikel komt uit SOUL Magazine #1 van 2024. Je kunt deze uitgave hier bestellen! Volg ons ook op Instagram en Facebook, en lees onze blogberichten om op de hoogte te blijven van het laatste nieuws!
Tekst & beeld: Ben Haggar