Ovale kettingbladen

Ovale kettingbladen hebben een controversieel imago. De exemplaren die een jaar of 25 geleden de kop op staken, hadden weinig liefhebbers, maar de laatste jaren zie je ze weer vaker. Niet in de laatste plaats op de fiets van meervoudig Tourwinnaar Chris Froome. Er worden dus wedstrijden mee gewonnen, maar waarom is dan niet elke fiets er standaard mee uitgerust? Adrik Elzing ging op onderzoek.

Benieuwd naar het verhaal achter deze wat mysterieuze kettingbladen sprak ik af met met Erik Leemkuil, die de ontwikkeling van ovale kettingbladen al vele jaren volgt. Hij meent dat het lastige imago goed te verklaren is. ‘Toen merken als O.Symetric en Rotor begonnen met ovale kettingbladen, lagen ze al een straatlengte achter door mislukte ovale kettingbladontwerpen van andere merken. Merken als Ogival en Shimano’s Biopace hadden niet veel goeds gedaan aan het imago. Desondanks waren de ideeën goed en de benadering had hetzelfde doel als de huidige merken hebben: het elimineren van het dode punt.’ Al meer dan een eeuw lang is het dode punt in de pedaalslag (wanneer de crankarmen om en nabij 12 en 6 uur staan) een punt van discussie. Op dit punt dient er horizontale kracht geleverd te worden om de trapbeweging circulair te houden. Het is moeilijk om veel vermogen te leveren in deze positie, waardoor een efficiënte trapbeweging verstoord wordt. Eind jaren 80 kwam Shimano met ovale Biopace-kettingbladen op de markt. Het idee was om de crankarm op het dode punt te versnellen, maar de gebruikte positie van het blad was niet goed doordacht. Op het dode punt was de diameter van het voorblad maximaal, om de renner ‘sterker’ te maken op het moment dat hij het minst efficiënt is. De minimale diameter zat op het punt in de pedaalslag waar bijna alle fietsers het meeste kracht zetten. Het gevolg was dat de crankarm rondom het dode punt juist vertraagd werd in plaats van versneld. Biopace stierf een stille dood door meldingen van knieklachten en nog meer meldingen dat het gewoon niet zou werken. Daarna bleef het lang stil rondom ovale kettingbladen, totdat de Franse fabrikant O.Symetric enige erkenning verwierf tijdens de Tour de France in 2004. Bobby Julich leverde een zeer indrukwekkende tijdrit-inspanning met een extreem geovaliseerd voorblad van O.Symetric. In 2005 volgde Rotor met ovale voorbladen die iets minder extreem gevormd waren. Slechts drie jaar later won Carlos Sastre de Tour de France en Ryder Hesjedal in 2012 de Giro met Rotor’s Q-rings. Ook Bradley Wiggins en Chris Froome wonnen met O.Symetric meerdere malen de Tour de France, waardoor ovale bladen weer vol in de belangstelling staan. Hoe kan het dat het systeem nu wel lijkt te werken? Het voornaamste verschil tussen de nieuwere typen en de eerste generatie ovale bladen is dat tegenwoordig het blad juist het smalst is rondom het dode punt, waardoor de crankarm daadwerkelijk versneld wordt. Daardoor is deze eerder weer in het gedeelte van de pedaalslag waar de renner efficiënt vermogen kan leveren. Het was dus een kleine aanpassing die een groot verschil bleek te maken.

Investering

Het is, gezien de theoretische basis, niet verrassend dat de meeste onderzoekresultaten in het voordeel lijken te zijn van ovale kettingbladen. Uit onderzoek van Malfait en Storme (2012) blijkt dat een blad met een optimale ovaliteit en een juiste positie een voordeel van 8 watt oplevert, op voorwaarde dat de renner minimaal 90 omwentelingen per minuut trapt. Een prof die 30 minuten lang 400 watt een Alpencol oprijdt, zal hierdoor met de zelfde inspanning 408 watt kunnen leveren. Dit is een verschil van 1,7 procent, wat overeenkomt met ongeveer 30 seconden tijdwinst: genoeg om het verschil te kunnen maken. De vraag rijst waarom niet iedere fanatieke fietser de afgelopen jaren over is gegaan op ovale kettingbladen. Erik: ‘Dat is voornamelijk omdat er nog altijd met een scheef oog naar ovale bladen wordt gekeken door de slechte reputatie die ze in die eerste jaren hebben opgebouwd. Daarnaast heb je te maken met een extra investering in iets waarvan het onduidelijk is of jij dat als fietser positief gaat ervaren.’ Want het is niet zo dat het slechts een kwestie van monteren is.

Ovale kettingbladen.jpg

Randvoorwaarden

Welke mate van ovaliteit en welke positie van het blad jou het beste past, is een vraag die lastig te beantwoorden is. Gevoel speelt hierbij een grote rol, waardoor de keuze nog moeilijker is. Ieder merk beweert dat het de optimale ovaliteit benadert, maar in de praktijk is dat voor iedereen anders. De ovaliteit van O.Symetric is maar liefst 21,5 procent. Om hier aan te wennen heb je veel fietsuren nodig. Rotor is iets toegankelijker en heeft een ovaliteit van 12,5 procent. Bij AbsoluteBLACK varieert de ovaliteit tussen 6,4 procent en 11 procent, afhankelijk van het model en de grootte. De doelgroepen verschillen per merk. Zo is volgens Erik O.Symetric complexer in het gebruik dan AbsoluteBLACK en Rotor, doordat de vorm van O.Symetric niet elliptisch is: deze lijkt wat op een afgeronde rechthoek. ‘De sterke ovaliteit in combinatie met de niet-elliptische vorm, stelt hogere eisen aan het materiaal en de afstelling. Zo zal een ketting iets sneller slijten dan bij een rond blad. Tijdens het klimmen bruusk naar het binnenblad schakelen kan voor problemen zorgen met O.Symetric. Doordat het blad geen elliptische vorm heeft, verliest de ketting vrij abrupt grip op de vertanding, waardoor deze minder gecontroleerd naar het binnenblad valt. De oplossing is een chaincatcher, die O.Symetric dan ook meelevert bij een setje ovale kettingbladen. Voor iemand die sowieso de uitersten opzoekt qua materiaal niet zo’n probleem, voor anderen is de afweging weer anders.’ Volgens Erik zijn deze eigenschappen belangrijk bij de overweging die de fietser moet maken bij de keuze voor met name O.Symetric. ‘Een rond kettingblad is optimaal voor de werking van ‘de machine’, oftewel de fiets. Ovale kettingbladen zijn optimaal voor een efficiënte samenwerking tussen mens en machine, maar heeft ook zijn keerzijden.’ Volgens Erik zijn de meeste mensen die aan ovaal beginnen er tevreden over. Erik krijgt gemiddeld slechts één setje per jaar retour gestuurd door iemand die er toch vanaf ziet.

Positie

Rotor heeft een patent op het verstellen van de bladen in vijf verschillende ‘Optimal Chainring Positions’ (OCP’s). Het advies voor de gemiddelde fietser is om het voorblad op OCP 3 te zetten. Dit houdt in dat de slagkracht van de crank op 3 uur het sterkst is. Bij de meeste andere ovale bladen bevindt het breedste punt van het blad (en dus het moment waar je de meeste kracht zet) zich ook op die positie. Bij OCP 1 is dit zwaarste punt hoger (eerder) en bij OCP 5 komt het pas als je bijna onderaan bent met het pedaal. De aanbevolen positie hangt af van de fietshouding en hoe groot de inspanning is. Des te harder je gaat, des te dieper en agressiever de houding op de fiets doorgaans is, waardoor de OCP langzaam richting positie 5 schuift. De OCP van de meeste fietsers bevindt zich tussen positie 2 en 4, een enkeling zal positie 1 of 5 aanbevolen krijgen. Voor hen die niet houden van aannames, heeft Rotor de 2INpower-vermogensmeter, die de mogelijkheid biedt om te testen welke positie het beste is. Deze vermogensmeter is te koppelen aan een smartphone-applicatie, waarmee je een Torque 360-test kan doen. Met behulp van deze applicatie kan je de karakteristieken van jouw unieke trapbeweging aflezen. De vermogensmeter meet meerdere keren per graad die de crank bewogen wordt de precieze hoeveelheid kracht die je levert. Aan de hand van deze meting geeft de applicatie het punt in de pedaalslag aan waar je de meeste kracht zet: zo is de optimale OCP van het voorblad precies te bepalen. Uit deze test kwam een voor mij verrassende uitslag. Het bleek dat mijn OCP om en nabij positie 5 ligt. Tot voor kort konden Rotor’s bladen in vijf verschillende Optimal Chainring Positions gezet worden, maar de nieuwe Aldhu- en Vegast-cranksets maken het mogelijk om de bladen per 0,25 graden te positioneren. Ten opzichte van andere merken, waarbij het blad maar op één positie te monteren is, heeft het als voordeel dat het blad in theorie voor iedereen passend te maken is.

De praktijk

Dan rest er nog de vraag: hoe rijdt het? Wennen is het zeker. Spierpijn op plekken waar je voorheen geen spierpijn had, hoort er zeker bij, maar na een week of drie beginnen de benen te wennen en voel ik wel degelijk dat ik ronder draai dan met een rond blad: tegenstrijdig, maar waar. Bij strakke tempo’s, waaiers en bergop merk ik dat het makkelijker is om goed te blijven draaien. Sprinten daarentegen blijft nog altijd wennen. Volgens Erik is dat goed te verklaren: ‘Het ovale blad functioneert alleen optimaal als je in de ‘fietshouding’ zit. Bij een sprinthouding verplaats je het zwaartepunt van het lichaam, waardoor de positie van het dode punt in de pedaalslag verandert.’ Het zou de reden kunnen zijn dat we Froome zelden uit zijn zadel zien komen en meestal zittend, met een hoog beentempo, zien versnellen. Het aanbod van ovale bladen is tegenwoordig sterk groeiende, wat de zoektocht naar jouw optimale kettingblad niet makkelijker maakt. De kans dat je uiteindelijk een geschikt kettingblad vindt, is wel groter. Ga je voor het unieke en kleurrijke design van AbsoluteBLACK, de multifunctionele en praktische Rotor of toch de prestatiemachine van O.Symetric? Erik: ‘De wetenschap zegt dat de vorm van de O.Symetric fysiologisch gezien het meest optimaal is. Anderzijds is de toegankelijkheid en brede inzetbaarheid van een blad met een elliptische vorm zoals die van Rotor en AbsoluteBLACK, interessanter voor het brede publiek.’ Zijn belangrijkste tip: ‘Probeer het uit, maar test eerst een setje elliptische ovale bladen, voor je begint aan O.Symetric.’

Meer informatie:

Dit artikel is afkomstig uit Wielrenblad #4 van 2018. Dit nummer kunt u hier bestellen. Wilt u niks meer missen op het gebied van wielrennen, word dan abonnee! Voor de laatste updates volg je ons op Facebook en Instagram! Ook zijn al onze magazines te vinden in de Soul Kiosk App, deze is te downloaden via de App Store en Google Play Store

absoluteblack.cc
rotorbike.com
osymetric.com

 van