Route: Als een god in Italië!
Een fietsvakantie bestaat uit twee dingen: fietsen en vakantie. Voor het eerste heb je een mooi en uitdagend gebied nodig om doorheen te fietsen, en een verblijfplaats die je in staat stelt om daarvan te herstellen. Voor het vakantiegedeelte moet die verblijfplaats een oase van rust en gastvrijheid zijn. Als aan beide voorwaarden wordt voldaan, het gebied buitengewoon mooi is en je daarbij ook nog eens culinair omver wordt geblazen, kun je dan spreken van de perfecte fietsvakantie? Onze trip naar Toscane benaderde zulke perfectie.
Tekst: Jan Koelmans
Foto’s: Merijn Soeters
Middenin de nacht haal ik reisgenote Julie en fotograaf Merijn thuis op. Beiden doen ze slaperig hun deur open en laden hun spullen in de luxe bus die ons ten dienst staat. Het is vrijdagnacht, onze nuchtere hoofden en racefietsen vormen een schril contrast met het dronken Amsterdam om ons heen. Ons doel is Toscane en daar zullen we pas in het begin van de volgende avond aankomen, als alles mee zit. Gelukkig heeft Julie een rijk gevuld kratje eten bij zich, inclusief warme koffie. Ik geef het stuur aan een popelende Merijn, claim de achterbank en val in slaap. Maar voor ik dat doe, tel ik nog even snel mijn zegeningen. We hebben een klein maar fijn groepje en hoewel ik regelmatig in Noord-Italië fietste, wordt dit mijn eerste bezoek aan Toscane, dat in mijn hoofd niets minder dan een fietsparadijs is.
Pakweg twaalf uur later rijden we over de duizenden jaren oude Via Aurelia langs de kust tussen Pisa en Rome. Ik had verwacht door een aaneenschakeling van wonderschone landschappen te rijden, maar in de praktijk rijden we over een slechte vierbaansweg door een wat kaal en dor landschap. “Hmm, ik ben benieuwd hoe het er in de omgeving van ons hotel uit ziet”, hoor ik mijzelf wat bezorgd zeggen. Voor we linksaf slaan richting ons hotel, frissen we ons snel op met een duik in de Middellandse Zee. Die hebben we vast ‘in the pocket’.
Zodra we van de grote weg zijn is het landschap echter prachtig en na amper twintig minuten rijden we door de schemering, over een door cipressen geflankeerde oprijlaan, een statig oud landhuis tegemoet. Een enorm terras van wit marmer, twee enorme honden en enkele katten verwelkomen ons op landgoed en wijnmakerij Tenuta del Fontino, ons hotel. Binnen maken we kennis met de familie Puntscher, die het hotel runt. Ze zijn van oorsprong Duitstalig, dus we kunnen ons goed verstaanbaar maken met ons ‘Nederduits’. Vriendelijk en prettig informeel worden ons de huisregels uitgelegd. En ook dat een van beide aanwezige honden dezelfde kleur gebroken wit heeft als het marmer van het terras, waardoor je hem gemakkelijk over het hoofd ziet. Aansluitend worden we naar onze kamers begeleid, die met hun hoge plafonds en antieke meubelen helemaal passen bij de sfeer van het hotel, zelfs een volledig marmeren badkamer is present.
Op ons verzoek of we ook buiten kunnen eten wordt er op de binnenplaats een tafel voor ons gedekt, inclusief schemerlamp en parasol, voor als het mocht gaan regenen. Fotograaf Merijn blijkt een bescheiden wijnkenner en kiest voor ons een fles ‘Optimus’ uit, geproduceerd uit druiven van de wijngaarden om ons heen. In de mediterrane zwoelte wordt ondertussen een heerlijke polenta aangerukt. Na vijftien uur rijden hadden we ons niets beters voor kunnen stellen. We struikelen over onze woorden in een poging elkaar duidelijk te maken hoezeer we met onze neus in de boter vallen. Wat een ongelooflijk warme ontvangst!
Vieze kransjes
Na een zonnig ontbijt op het terras volgen de nodige afstellingswerkzaamheden aan de fietsen en de vraag wat we eens zullen gaan doen. Het hotel heeft gelukkig een flink aantal routes in de omgeving online beschikbaar gemaakt als GPX-bestand. We hebben vandaag nog geen gids. Het plan is rustig op gang te komen en alvast wat foto’s te schieten. Precies als we eindelijk klaar zijn om te vertrekken, gaat het regenen. We wachten de bui even af en kiezen ondertussen voor een relatief bescheiden rondje van achtenvijftig kilometer. Als de regen wat in kracht afneemt, gaan we op pad.
We passeren Valpiana en volgen dan de Via Marsiliana, een prachtige stille weg die door het gelijknamige natuurgebied kronkelt. Het landschap voelt typisch Italiaans, zonder dat me precies duidelijk is waarom. Ongetwijfeld hebben de overal aanwezige hoge cipressen er iets mee te maken. Maar het landschap is ook rauw, met beboste heuvels die hier en daar plaatsmaken voor een wijngaard of een rommelige akker. Het lijkt alsof het al duizenden jaren zo bestaat. De weg heeft soms brokkelige randen, maar het oppervlak leent zich prima voor wielrennen. De regen is inmiddels voorbijgetrokken en de lucht is afwisselend loodgrijs en diepblauw. Merijn leeft zich uit op de foto’s. Keer op keer sprint hij ons op indrukwekkende versnellingen voorbij, om ons verderop op te wachten. Tot we hem aantreffen met een wat paniekerige blik, zijn fiets in de berm gekwakt. “Gevallen?”, vragen we. Hij blijkt in zijn lip te zijn gestoken door een wesp, waardoor deze zienderogen tot clowneske proporties opzwelt. We besluiten het fotograferen even te laten voor wat het is en richten ons op het fietsen en de omgeving. Al snel is duidelijk dat echt rustig aan doen er in deze omgeving niet bij is, daarvoor zijn de klimmetjes te steil. Maar lang duren ze nooit en de hellingspercentages schieten niet voorbij het aanvaardbare. Maar dan beginnen we aan de klim naar Montebamboli. Dit blijkt een heuse berg te zijn, want we stijgen in vier kilometer maar liefst driehonderddertig hoogtemeters.
Hier maken we allemaal ons grootste kransje vies, het is niet anders. De afdaling is minstens zo mooi: een prachtig klein weggetje dat tussen stokoude olijfboom- en wijngaarden kronkelt. Het laatste stuk van de afdaling zien we voor ons het stadje Massa Marittima op een bergtop statig boven de omgeving uit torenen. We overwegen omhoog te rijden om het te bekijken, maar besluiten toch het vandaag rustig aan te doen. We slaan rechtsaf en rijden de twaalf laatste prachtige kilometers terug naar het hotel. Ik realiseer me opeens dat mijn verwachtingen van Toscane volledig worden ingelost! Die avond wordt ons in het hotel een ‘Pappa Pomodori’ voorgeschoteld, een soep met als voornaamste ingrediënten brood en tomaten. Een soep die vele malen lekkerder is dan we voor mogelijk houden. Aan de andere tafeltjes op de binnenplaats wordt op gedempte toon geconverseerd en we genieten van de heerlijke wijn. Het is bijzonder hoe deze Toscanen je in de watten leggen zonder de gemaakte beleefdheid die vaak onvermijdelijk lijkt bij goede hotels. Tenuta del Fontino is aangesloten bij Roadbike Holidays en hoewel we geen uitgemergelde wielrennershoofden zien, hebben we al wel enkele andere fietsers gezien. Die lijken hier, behalve om te fietsen, vooral voor de rust, het heerlijke eten en de wijn te zijn. We geven ze geen ongelijk.
52-13
De volgende ochtend, terwijl de zon uitbundig schijnt, ontmoeten we onze gids van vandaag, Daniele. Een goedlachse Turijner, die na de nodige omzwervingen verliefd is geworden op het nabijgelegen Lago dell’ Accesa en nu al acht jaar voor Tenuta del Fontino werkt. Als wijnmaker of als gids, zoals vandaag. Zijn klassieke stalen fiets uit de vorige eeuw, inclusief glimmende Campagnolo 9 vitgroep en slingerende zadeltas, brengt ons behoorlijk in verwarring. Hebben we hier te maken met een beginner of een ongelofelijke ijzervreter? Het ijs is in elk geval snel gebroken en als Daniele bijna niet kan geloven dat we de Montebamboli zonder af te stappen hebben beklommen, is onze angst om gruwelijk vernederd te worden grotendeels voorbij. Maar aangezien zijn grootste kransje een 23 is, vertrouwen we het nog niet helemaal.
Het eerste stuk rijden we over een wat grotere provinciale weg. Daniele rijdt op kop, begint meteen stevig te malen op 52-13 en onze onzekerheid laait weer op. Na een aantal kilometer slaan we in Collacchia linksaf richting Tatti. Er volgt een lekker geleidelijke klim van zeven kilometer aan vijf procent. Daniele blijkt een goede fietser te zijn, maar we durven de angst om vernederd te worden gelukkig definitief los te laten. Tijdens de klim vragen we Daniele hoe het kan dat alle dorpen in de omgeving bovenop bergtoppen gebouwd zijn, en nooit in een vallei lijken te liggen. Hij vertelt dat de zee hier slechts twintig kilometer vandaan is en de valleien vroeger soms overstroomden met zeewater. “Dat mengde zich met het verse water van de bergen, waardoor de valleien regelmatig vol stonden met brak water. Door de muggen en andere ongemakken die daarmee gepaard gingen, was het wonen aangenamer naarmate je hoger woonde. Pas in de tijd van Mussolini zijn er maatregelen getroffen om dit te veranderen en de valleien beter bewoonbaar te maken”, zo vertelt hij. “Geen idee of het waar is, maar ik vind het sowieso een goed verhaal”, zegt Julie. Ik ben het er mee eens.
Aangekomen in Tatti trakteren we onszelf op een welverdiende espresso van 90 cent en tovert Daniele stralend een reep chocolade tevoorschijn. Na Tatti blijkt de klim nog bijna vijf kilometer door te lopen waarna we stijgend en dalend doorrijden naar Prata, waar we een fenomenaal uitzicht op de omgeving hebben terwijl Daniele uitlegt wat we allemaal zien. Als we weer naar beneden willen fietsen om wat te eten, vraagt hij of we het oude centrum willen zien. Zonder een antwoord af te wachten, sprint hij een stenen trap tussen de huizen op. Met de fiets in de hand volgen we hem en wat volgt is een soort MTB tocht door een aaneenschakeling van middeleeuwse steegjes, straatjes en trapjes, waarbij we elkaar continu kwijtraken en weer vinden.
Na een echte Toscaanse pizza vervolgen we onze weg, over wegen die door de met klimop en ander gewas begroeide bomen als beschutte groene tunnels voor ons liggen, afgewisseld met weidse vergezichten. Het weer is heerlijk, vijfentwintig graden met af en toe een wolk voor de zon. In de klimmetjes breekt het zweet ons soms even uit, maar als we zo’n groene tunnel inrijden daalt de temperatuur minstens vijf graden en is de lucht zo fris en vol zuurstof dat je longen ervan prikken. Als we bijna terug bij het hotel zijn, zien we Tatti en Prata vijfhonderd meter hoger liggen, als piepkleine dorpjes op de berg. Wonderbaarlijk hoe overzichtelijk het gebied waarin alle vergezichten en belevenissen van vandaag zich afspeelden nu voelt. Bij terugkomst voelt Tenuta del Fontino inmiddels als een tweede thuis.
Na een duik in het zwembad besluiten we een hapje te gaan eten in Massa Marittima, want daar zijn we tot nu toe alleen omheen gefietst. Het blijkt voorzien van een enorme dertiende-eeuwse kathedraal, heerlijke terrasjes, eindeloze dwaalmogelijkheden en alles wat je je verder voorstelt bij een middeleeuws Toscaans stadje.
Sultana ‘s
De volgend dag rijden we met de auto naar Tatti om vanuit daar een grote ronde om ‘Riserva Naturale La Pietra’ te kunnen maken. Al snel wordt duidelijk dat we bij toeval een wonderschoon gebied gekozen hebben. Het landschap is groener en de dorpjes Boccheggiano en Montieri stelen onze harten met hun ontelbare kruip-door-sluip-door-weggetjes. Ze zijn uiterst rustig, maar voelen niet doods aan. In tegenstelling tot veel Franse plattelandsdorpjes is er altijd wel wat leven zichtbaar. Verderop, in de prachtige klim naar Chiusdino lijkt het alsof iedere bergtop in de omgeving bezet is door een schitterend middeleeuws dorpje of een prachtige oude villa. Het is midden september en hoewel dat hier hoogseizoen is, is er van drukte helemaal nergens sprake. Het ene na het andere fotogenieke moment dient zich aan, en na negentig kilometer achter ons aan rijden, houdt Merijn het voor gezien en gaat naar het hotel. Nu kunnen Julie en ik eindelijk ongestoord doen waarvoor we hier kwamen: hard fietsen. We klimmen over de schitterende ‘Strada Provinciale Meleta’ naar Sassofortino. Hier en daar wordt een vuur gestookt, wat heerlijke geuren voortbrengt die de vallei vullen. Het is het einde van de middag, de zon staat laag. Het blijkt voor de lokale oude mannetjes het teken een stoel op straat te zetten en er eens goed voor te gaan zitten, terwijl hun vrouwen ze vanuit de deuropening in de gaten houden. In deze serene omgeving ontvouwt zich aan onze linkerzijde een schitterend vergezicht: tientallen kilometers laagland richting de zee, begrensd door prachtige heuvels.
We rijden over de glooiende kam van de berg naar Roccatederighi, dat zijn naam ongetwijfeld dankt aan de gigantische rots waarop het is gebouwd. Het uitzicht op het eeuwenoude stadje, met de gouden gloed van de zon en het enorme vergezicht erachter, is adembenemend. “Dit is dus Toscane…”, zegt Julie. We staan er in stilte naar te kijken. Beneveld door zoveel moois en de endorfinen die boven de honderd kilometer hun werk gaan doen, rijden we verder. Ik zie op mijn Garmin dat we op 580 meter hoogte zijn, en realiseer me dat het hotel op 130 meter hoogte ligt. Mijn lichte opzien tegen de laatste twintig kilometer zet zich om in pure anticipatie. We dalen schitterend af richting Montemassi en slaan dan rechtsaf op de SP31 richting ons hotel. We hebben nog een aantal hoogtemeters over, waardoor we per saldo net iets dalen. Een heerlijke manier om de dag vol gas te eindigen. Kop over kop genieten we van de warme wind, de lage zon en het prachtige landschap. Zelfs deze ‘grote’ weg, die nog steeds verre van druk is, is nu een genot om te rijden.
We slaan rechtsaf en stoppen even om te checken of we goed gaan. “Honger!”, roep ik. “Ik moet plassen!”, roept Julie. Ze legt haar fiets in de berm, trekt haar koersbroek omlaag en zakt op haar hurken, terwijl ze me een pakje Sultana’s toewerpt. “Gaat lekker hè?” roept ze lachend. Het gaat zeker lekker. Wat een prachtige finale van deze laatste dag. We stellen vast dat we een afslag te vroeg namen, springen weer op de fiets en stampen verder, in de wetenschap dat er een zwembad en nog zo’n fantastisch viergangendiner op ons wacht. Het laatste vals plat naar het hotel geven we alles wat we hebben. Bij de oprit van Tenuta del Fontino schakelen we klein en rijden tussen de cipressen, hijgend en doorweekt, een laatste keer omhoog. Terwijl de honden ons verwelkomen, geven we elkaar een highfive. Toscane heeft volle bak geleverd.
Dit artikel is afkomstig uit Wielrenblad #4 van 2016, die nog steeds verkrijgbaar is in de Soulwebshop. Met een abonnement op Wielrenblad mis je nooit meer een uitgave en krijg je de mooiste routes bij jou op de mat! Volg ons ook op Facebook en Instagram voor het laatste nieuws en de mooiste plaatjes!