Drie landen in één klap

Wielrennen in Oostenrijk, misschien ben je eerder geneigd te denken aan wintersport, après-ski en Wienerschnitzel. Of aan beroemde en invloedrijke Oostenrijkers, zoals Schubert en Mozart, Sigmund Freud, Ferdinand Porsche, Niki Lauda, de lijst is eindeloos. Wielrenners staan er echter niet of nauwelijks in, terwijl het land toch is bezaaid met epische bergwegen. Het meest bekende Oostenrijkse wielerevenement, de Ötztaler Radmarathon, is dan ook een woeste tocht van 238 kilometer en 5500 hoogtemeters. Bergen als de Grossglockner zijn joekels die tot de verbeelding spreken.

Toch togen wij voor dit verhaal niet naar het Oostenrijkse hooggebergte, maar naar het relatief vlakke Karinthië, in het zuiden van het land. Half boven Italië en half boven Slovenië gelegen, biedt dit drielandenpunt een veelheid aan landschappen en culturen. In de stad Villach werden in 1987 de wereldkampioenschappen wielrennen georganiseerd, met winst voor Stephen Roche en Jeannie Longo, maar het heeft de bekendheid van Villach en Karinthië als fietsbestemming weinig goed gedaan. Wij verkenden de omgeving vanuit Latschach, een dorpje gelegen aan de Faaker See tussen Villach en de Sloveense grens, om te onderzoeken of dat terecht is.

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Karinthië is een deelstaat (Bundesland) van Oostenrijk, met een Sloveense minderheid. Het zuiden wordt gekenmerkt door een grote hoeveelheid meren, waarvan de oevers vrijwel zonder uitzondering zijn voorzien van uitstekende fietspaden. Na een dag fietsen in het omringende gebergte of op een rustdag zijn deze meren uitstekend geschikt om een duik te nemen of gewoon van het uitzicht te genieten.

Vanuit het hotel in Latschach reden wij een route van 65 kilometer en 1350 hoogtemeters over de Ossiacher Tauern, een berggebiedje gelegen tussen de Faaker See, de Ossiacher See en de Wörther See, dat wordt doorkruist door de rivier Drau. Het hoogste punt met 1069 meter boven de zeespiegel is de Taubenbühel. De grote hoeveelheid water en de uitstekende fietspaden daarlangs zorgen dat je in dit gebied, als je dat wil, geen meter hoeft te klimmen. Zolang je bij het water blijft ben je verzekerd dat je soepel kunt blijven draaien, om te herstellen van een klimdag of toch te genieten als de vorm er nog niet is.

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Fietssnelweg

Toch biedt ook dit vergevingsgezinde gebied de nodige uitdagingen.Tussen Techelsberg en Kranzlhofen worden we getrakteerd op een prachtige klim door een dicht bos
waarvan de bodem een jungle van manshoge, diepgroene varens is. De klim loopt mooi door en is dus goed te doen, maar met gemiddeld 8 procent wel degelijk uitdagend en bevredigend. De enorme hoeveelheid zuurstof en de frisse beschutting van het bos helpen ons. De afwisseling van groene weiden, weidse vergezichten, oude dorpjes en bruggetjes in combinatie met de goede, brede wegen maakt het fietsen tot een genot. Opvallend is de aanwezigheid van fietspaden zonder autoweg ernaast. In Nederland heet zoiets een fietssnelweg, hier lijkt het de normaalste zaak van de wereld. Regelmatig bevinden we ons op een breed, glad fietspad dat speciaal voor ons aangelegd lijkt, want we komen nauwelijks mensen tegen.

Dat fietsen in deze omgeving niet alleen maar gemoedelijk is, blijkt als we de volgende dag de, in deze omgeving zeer beruchte, drielandentocht rijden. Al na tien kilometer fietsen begint de weg richting de Wurzenpas (die tevens de grens met Slovenië vormt en de toegangsweg is naar de in Slovenië gelegen Julische Alpen) vervaarlijk te stijgen. Het laatste stuk van deze pas heeft 18 tot 20 procent helling gedurende ongeveer 2,5 kilometer: alleen op de fiets blijven zitten is al een enorme uitdaging. Laat je niet misleiden door de vriendelijke meertjes in de omgeving: dit is serieus klimmen. Is dit wat teveel van het goede, dan ligt een stukje ten noorden van Villach het natuurgebied Nockberge, dat ook een aantal pittige beklimmingen biedt.

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Als je vanuit Faaker See de drielandentocht rijdt, is Italië het tweede of derde land dat je tegenkomt, afhankelijk van in welke richting je rijdt. Wij reden met de klok mee eerst Slovenië in, wat betekende dat we Italië binnenrijden nadat we in Slovenië bloot zijn gesteld aan de machtige Vršič-pas, waarover later meer. Onze pet staat dus vooral naar thuiskomen, en wel zo snel mogelijk. Gelukkig leent het gebied zich prima voor het maken van snelheid: het is een tamelijk lege uithoek van Italië met voornamelijk vals plat naar beneden, in deze richting althans. Leeg betekent niet lelijk: het gebied is ruig en bergachtig. De vele naaldbossen doen denken aan Canada of Alaska, hoewel de spitse, kale bergtoppen een teken zijn dat de Dolomieten niet ver weg zijn. De vergelijking met Canada geldt ook voor het wild dat hier leeft: lynxen, steenbokken, herten, gemzen, dassen, marmotten en zelfs beren en jakhalzen kun je hier aantreffen. Nederland is maar een dag rijden, maar toch voelen we ons ver weg.

Hoge snelheid

De weg is perfect om met zo’n 40 tot 60 kilometer per uur lekker bij te trappen. Hij volgt een azuurblauw riviertje dat van het Lago del Predil bij de Sloveense grens naar de Oostenrijkse grens loopt, wat zorgt voor prachtige uitzichten. De weinige tekenen van menselijke beschaving die we tegenkomen bestaan voornamelijk uit enkele lang verlaten looden zinkmijnen. Liefhebbers van industrieel erfgoed kunnen hier hun hart ophalen, maar wij passeren de oude gebouwen en het dorpje Cave del Predil, begin jaren negentig leeggelopen door het sluiten van de mijnen, met hoge snelheid.

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Het vriendelijke stadje Tarvisio, slechts vijf kilometer van de Oostenrijkse grens, verleidt ons nog om neer te strijken op een van de terrassen rond haar plein, maar we besluiten de vaart erin te houden voor de laat- ste dertig kilometer naar het hotel. Ons hotel in Latschach ligt aan de voet van de Julische Alpen, vernoemd naar niemand minder dan Julius Caesar, die in dit gebied ooit een provincie stichtte. De voet van dit berggebied vormt de grens met Slovenië en de reeds beschreven Wurzenpas er overheen is een relatief korte, maar krachtige beproeving. Toch blijkt dit slechts kinderspel bij wat ons daarna te wachten staat, tijdens het rijden van de drielandentocht.

Het stuk Slovenië tegen Oostenrijk en Italië aan bestaat uit Nationaal Park Triglav (Sloveens: Triglavski Narodni Park). Het is vernoemd naar de berg Triglav, die ook het nationale symbool is. De berg ligt nagenoeg in het hart van het park, waar de rivieren de Soča en de Sava doorheen stromen. Het midden en noorden van het park zijn uiterst bergachtig, met de Triglav van 2.864 meter als hoogste punt. Het laagste punt, in het zuiden van het park, ligt op 180 meter hoogte. Het park ter grootte van de Veluwe heeft zodoende een hoogteverschil van bijna 2.700 meter.

Dat er hier geklommen kan worden, merken we meteen zodra we het plaatsje Kranjska Gora verlaten en aan de Vršič-pas beginnen. Het is met 1.611 meter de hoogste bergpas van Slovenië en hij telt maar liefst 50 genummerde haarspeldbochten: 25 aan elke zijde. Die zijn tussen 1914 en 1916 aangelegd als militaire weg door Russische krijgsgevangenen. Veel van hen overleefden dit niet. Maar ook elders in dit berggebied ligt veel oorlogsgeschiedenis, waaraan uitgehakte loopgraven uit de eerste Wereldoorlog doen herinneren.

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Paradijselijk

De weg is prachtig aangelegd en heeft prima asfalt, met als bijzonder detail dat alle haarspeldbochten aan deze zijde van de pas zijn voorzien van kasseien, in een soortgelijk patroon als die op de Dam in Amsterdam. Het ziet er prachtig uit en vormt tevens een goede reden om de drielandentocht in deze richting te rijden, want tijdens de afdaling aan de andere zijde komen we alleen maar prima asfalt tegen. Samen met de enorme hoeveelheid haarspeldbochten en de spectaculaire uitzichten op steile rotswanden maakt het dat deze klim op geen enkele manier onderdoet voor de bekende reuzencols in de Alpen.

Na een hergroepering en wat foto’s op de top dalen we af naar de Soča-vallei, een paradijselijk dal waar de Mediterrane invloed duidelijk merkbaar is. Het begint echt tijd voor lunch te worden als we Kamp Jelničič passeren, een prachtig gelegen camping annex eenvoudig hotel annex kaasmakerij, waar eenvoudig maar heerlijk eten wordt geserveerd van zelfverbouwde producten. Liggend in het gras en de hangmatten komen we bij van de Vršič-pas en de lunch. Als we voor vertrek aan de eigenaresse vragen of we onze bidons kunnen vullen, wijst ze naar het onwerkelijk blauwe water van de voorbij stromende Soča-rivier. Paradijselijk is het woord voor dit stukje Slovenië.

© Merijn Soeters – www.merijnsoeters.com

Verblijf

Voor deze trip verbleven wij in Hotel Pirker in Latschach, gelegen ten zuiden van de Faaker See op een hoogte van ongeveer 650 meter. Een wielerhotel bij uitstek want eigenaresse Brigitte is, behalve voormalig wedstrijdskiester en mountainbikester van het eerste uur, zelf ook een fanatiek wielrenster. Nog steeds bereidt ze zich op de racefiets voor op de Masters-skiwedstrijden en de drielandentocht is haar absolute favoriet. Ze kent, net als haar andere gidsen Manfred, Hubert en Albert de omgeving als haar broekzak. Naast de GPX-routes die beschikbaar zijn op de site van het hotel, ontleent Brigitte veel trots aan het zelf bedenken en begeleiden van routes voor haar gasten. Het hotel heeft een afsluitbare fietsenstalling, inclusief alarmsysteem en videobewaking en er staan een werkplaats en schoonmaakplaats tot je beschikking. En, misschien wel de beste service van allemaal: je fietskleding wordt dagelijks gewassen en gedroogd. Ruime kamers en een grote tuin met uitzicht op de bergen maken het een prima plek om voor en na het fietsen te ontspannen.

klik hier voor meer informatie over hotel Priker


De drielandetocht komt uit Wielrenblad #1 2019.  Meer routes lezen? Abonneer je dan snel op WIELRENBLAD  en blijf op de hoogte van al het wielrennieuws! volg ons ook op Facebook en Instagram!