Kitesurfen in Fiji

Marco, Marije en Mathies (10) varen sinds augustus 2013 de wereld rond. Ze zijn inmiddels in Indonesië, in Access 1 heb je al kunnen lezen hoe het was in Frans Polynesië, in dit artikel blikken we terug op kitesurfwalhalla Fiji en de Marshall eilanden. Het is niet altijd even makkelijk zoals je zult lezen. Want hoe is het echt om als gezin zo dicht bij elkaar te wonen? Hoe is het zeilen? Wat als epische kitesurfomstandigheden eenzaamheid betekenen voor je kind?

‘Marije, wakker worden, het is jouw beurt.’ Het is moeilijk om mijn ogen te openen. Het voelt alsof ik net pas naar bed ben gegaan. De zee is turbulent, de wind is sterk en er zijn veel buien. Misselijk schiet ik in mijn kleren en strompel ik de trap op, door het dekhuis, naar het stuurhuis en kijk op mijn horloge: half acht, ik heb zelfs een uur langer geslapen. Zo voelt het niet… Ik kijk eerst naar de laptop en daarna om me heen. (We navigeren door een route uit te stippelen op de computer en op het scherm kun je precies zien waar je vaart, net als een TomTom.) Nergens een andere boot te zien. Mathies is al wakker, lucky me! Sinds een half jaar neemt hij een deel van de ochtendwacht over. Hij heeft de stopwatch aan en controleert elke tien minuten of er geen boten in het gebied zijn en of alle zeilen goed zijn, of er iets is, dan maakt hij me wakker. Hij weet bijna beter dan ik hoe hij met ons schip moet varen. Ik ben zo trots op hem. Ongelooflijk maar waar, zelfs na 26.709 NM zeilen heb ik nog steeds geen zeebenen. Welke pillen ik ook slik, ik voel me nooit echt goed.

Epic condities

Een dag later vergeet ik mijn zeeziekte en mijn somberheid. We varen door een smalle doorgang (pas) het rif van Fiji in en ankeren naast een idyllisch eilandje. Ik zie verbazingwekkende golven breken en er staat meer dan 20 knopen wind. Zodra we voor anker liggen, gooien we alle kitesurfspullen en Mathies’ speelgoed in de Dinghy en varen naar het eiland. Ik voel mijn hart sneller kloppen, hier doen we het voor! Dit wordt een epic kitesurfsessie! Als we bijna al onze spullen aan de wal hebben, komt er een man naar ons toe rennen. Je mag niet aan wal, je moet vertrekken. Dit is een privé-eiland’, zegt hij streng. We kijken elkaar aan. Dat kan niet waar zijn…. Maar het blijkt echt waar te zijn. We zijn niet welkom, zelfs Mathies niet. Teleurgesteld varen we terug naar Silverland. Voor ons maakt het niet veel uit, we kunnen vanaf de boot starten om te kitesurfen, maar wat moet Mathies doen? Ik voel een zware steen in mijn maag. Zijn eindelijk alle kitesurfcondities ongelooflijk, is er geen speelplek voor Mathies… Op zulke momenten hoor ik mijn innerlijke stem zeggen: ‘Je wilde dit, maar is het ook een leuke manier voor Mathies om op te groeien?’

In Nederland had ik altijd een plan voor Mathies als ik ging kitensurfen kon hij spelen bij een vriendje, of hij kon naar mijn moeder, maar nu zijn we alleen en op elkaar aangewezen…. Onze passie is kitesurfen, maar niet ten koste van alles. Ik wil niet dat Mathies helemaal alleen aan boord is als we gaan kitesurfen. De enige oplossing is om de beurt gaan, minder leuk, maar er zit niks anders op. Of toch wel? ‘Ik ga achter het eiland kanovissen’, zegt Mathies als hij mijn teleurgestelde gezicht ziet. Ik kijk in de richting die hij wijst en zie een boei met een kano er aan vast waarin een medewerker van het eiland aan het vissen is. Ik besluit Mathies met de dinghy erheen te brengen, het is best ver tegen de wind in. Bovendien wil ik er zeker van zijn dat hij niet weer wordt weggestuurd. Gelukkig is de medewerker aardig en nodigt hij Mathies uit om met hem te komen vissen. Ik bind de kano vast aan de boei en vaar terug naar Silverland. Als Mathies kan vissen, is hij gelukkig. Hij strekt zelfs eigenhandig MahiMahi’s aan boord tijdens het zeilen, hij is een professional! Twee uur lang kitesurfen we in de fantastische golven: de golven zijn overhead en het zijn prachtige lange ritten. Af en toe kitesurf ik een beetje in de pas om te zien of Mathies nog steeds in zijn kano zit, als ik hem terug zie roeien naar de boot, besluit ik dat het tijd is voor mijn laatste golf. Ik wil niet dat hij helemaal alleen op de boot zit.

De volgende ochtend waait de wind weer, de zon schijnt en de golven zijn net zo mooi. Ik voel een enorme drive om te gaan kitesurfen, maar moet eerst Mathies’ homeschool geven…. ‘Wat doen we?’, vraag ik Marco. Kitesurf jij als ik Mathies les geef, dan ga ik daarna? Eigenlijk zou ik nu graag gaan kitesurfen, maar ik ben de juf. Mathies wil niet gaan vissen na schooltijd, want de wind is sterker dan gisteren en niemand anders is aan het vissen. Zodat we om de beurt kunnen gaan kiten. Maar dat blijkt niet nodig, want zoals met zoveel problemen tijdens de reis, lost ook dit probleem zich dezelfde ochtend nog op: naast ons ankert een boot met twee jongens, één van precies de leeftijd van Mathies en één van twee jaar ouder, die graag aan boord willen komen om te spelen. Dus we kunnen samen gaan kitesurfen. En belangrijker: Mathies heeft vrienden om te spelen!

Onenigheid

De adrenaline giert nog steeds door mijn lichaam als ik een paar weken later, moe maar tevreden, terugkom op de boot aan het eind van de dag, we hebben weer gekitesurft in waanzinnige golven. Ik ben dan ook verbijsterd als Marco zegt: ‘We moeten hier weg. Ik wil naar de scheepswerf om te onderhandelen’. Ik weet heus wel dat het jaarlijkse onderhoud eraan komt, maar om nu plotseling weg te gaan, terwijl het kitesurfen hier zo goed is en Mathies vrienden heeft. Dat wil ik niet.

De werf ligt aan de andere kant van Fiji, twee dagen tegen de wind in motoren en ze vragen een astronomisch bedrag om de boot op de kant te zetten. Ik denk niet dat het zinnig is om daar zonder zekerheid naartoe te gaan. Zoals zo vaak in de afgelopen vijf jaar krijgen we enorme ruzie over het onderwerp: kitesurfen versus het onderhoud van de boot. We hebben een groot, houten schip dat nogal wat onderhoud nodig heeft. Dat maakt niet uit, we hebben vaak extra bemanning aan boord om te helpen met het onderhoud van het schip in ruil voor een paar mooie maanden aan boord. Op deze manier blijft ons 60 FT eiken schip in tip-top conditie. Maar waar ik me het meest over opwind is dat ik geen super vette kitesurfplek wil verlaten, om vervolgens bij een grote stad met scheepswerven en ijzerwarenwinkels te gaan liggen.

Ik realiseer me weer eens hoe ingewikkeld het is om zo dicht bij elkaar te wonen. Elke beslissing moeten we samen nemen. Zolang onze neuzen maar in dezelfde richting wijzen, gaat dat goed, maar zodra we van mening verschillen, wordt het lastig. Het is niet zoals thuis dat ik in mijn auto kan springen en naar het strand kan racen om te kitesurfen als Marco dat niet wil. We zijn volledig afhankelijk van elkaar. Als een van ons in een andere plaats wil zijn, neemt hij ons hele leven mee. Zelfs naar de wal gaan betekent samenwerken, we hebben één dinghy. Dat geldt des te meer als we naar de andere kant van een eiland gaan om een scheepswerf te controleren…. dat zou betekenen dat we minstens twee weken verwijderd zijn van alle surfplekken. Deze keer wint het kitesurfen, doorslaggevende argumenten zijn de kosten en de onzekerheid van de werf. We blijven aan de westkant van Fiji, op alle bekende golfplaatsen.

Ailinglaplap

Na Fiji zeilen we via de atollengroepen Tuvalu en Kiribati naar de Marshall eilanden. De Marshall’s liggen op het noordelijk halfrond en hebben in het jaargetijde dat wij er zijn geen orkanen, wel veel wind en mooie golven. ‘Marije, ga jij op de boegspriet zitten en kijk of er geen ondieptes zijn.’ In mijn zeilpak klim ik op de boegspriet, precies als we de pas invaren barst er noodweer los. Keiharde wind en regen vlagen striemen mijn gezicht. Geconcentreerd speur ik de bodem af, ik zie overal donkerblauw en gil naar achter dat we door kunnen varen. Na de pas ankeren we in een kanaal tussen twee ondieptes. Maar het is er te smal, dus houdt Marco weer ankerwacht het is behoorlijk noodweer.

Als we de volgende ochtend wakker worden, zijn de buien overgewaaid en besluiten we door te varen en achter een eilandje in de luwte voor anker te gaan. Het is een langwerpig eiland en je kunt er mooi wandelen en fietsen. Toch is dat niet waarom we hier zijn, er moeten hier legendarische golven lopen in een pas én daar zijn we naar op zoek: een kitesurf- en surfwalhalla. Als de wind wat afneemt doorkruizen we met Silverland van zuid naar noord op zoek naar golfspots. We weten dat er een resort bij Beran-eiland is, maar we hebben ook gehoord dat de eigenaar niet zo zit te wachten op bezoekende zeilboten. ‘Kijk dan, hier lopen de golven echt prachtig!’, roep ik bij de ener laatste pas voordat we bij het resort uitkomen. ‘Ja, ik zie het, maar waar moeten we hier ankeren?’, antwoordt Marco. Ik kijk naar het eiland naast de pas, de wind is schuin aanlandig en als we naast het eiland voor anker gaan, liggen we enorm te schommelen op de windgolven, ook zal elk dinghy-tochtje een natte, woeste bedoening worden. Ik moet beamen dat het geen aanlokkelijke ankerplek is. Doorvaren dan maar naar Beran.

‘Hallo, sailing vessel Silverland’, klinkt het op kanaal 16. ‘Jullie kunnen niet voor anker achter dat eilandje, het is een heilige plek, de chief’s worden er begraven’, roept een meneer met een zeer Amerikaans accent op via de radio. Hij stelt zich voor als woordvoerder voor de mensen van het eiland schuin tegenover Beran. Zuchtend halen we het anker weer op. Er zit maar één ding op en dat is ankeren recht naast het resort-eiland. Later blijkt dat de zogenaamde woordvoerder een zeer vage man is, die eigenlijk niets te zeggen heeft. Hij is ooit aangekomen in een zeilboot en woont nu in een hut op het eilandje tegenover Beran. De volgende ochtend worden we weer opgeroepen. Het is de eigenaar van het resort. ‘Hallo bemanning van Silverland, jullie liggen in mijn water. Waarom hebben jullie mij niet opgeroepen?’ Eerlijk biechten we op dat we bang waren voor een afwijzing en vertellen we dat we een paar dagen willen blijven om te kitesurfen. ‘Kom aan land, dan drinken we een kopje koffie en laat ik jullie het eiland zien.’ Verbaasd kijken we elkaar aan. Dát was wel het laatste wat we verwacht hadden!

Warm welkom

Martin Daly blijkt een super vriendelijke man te zijn, hij laat ons het waanzinnig mooie resort zien en zegt dat we welkom zijn. ‘Als jullie hier nou met een charter aangekomen waren, had ik jullie niet uitgenodigd, maar een zeilende, kitesurfende familie met zo’n legendarische zeilboot is van harte welkom!’ Martin Daly is een surflegende, hij kent de hele omgeving tot aan Azië op zijn duimpje en hij geeft ons meerder tips voor onbekende golven voor onderweg naar Azië. In de dagen erna gaat Marco regelmatig even bij hem langs met vragen over werven, diesel tanken en routes. Als ik na een fantastische kitesurfsessie in de golven aan boord klim, zegt Marco: ‘Niet meteen ‘nee’ zeggen, eerst goed luisteren. Ik kan het visjacht voor Martin opknappen, het verdient goed. We mogen dan van zijn internet gebruikmaken en eten kunnen we bestellen, dat komt dan met het vliegtuig als hij ook zijn resort bevoorraadt.’ Ik laat de informatie even op me inwerken en vraag dan door: ‘Hoelang gaat het duren?’ Ik denk een week of 6, hooguit 8. We hebben dan geld voor nieuwe diesel en de werfbeurt.’ Ik knik: ‘Het is een mooie kans, ik denk dat je het moet doen.’

Aan het eind van de wereld

Ailinglaplap heeft geen dokterspost of supermarkten, het is enorm afgelegen, en net als alle atollen in de Marshalls is het alsof de tijd er heeft stil gestaan. De weggetjes rondom de eilandjes zijn zandpaadjes, de mensen leven in hutten, vaak nog met een dak van palmbladeren, er is een geen internet. Alleen op de twee hoofdeilandjes binnen het atol zijn een paar auto’s; de mensen werken in de Copra (kokosnoten verwerking) en vissen; er wordt ook nog vaak met kokosnoten betaald; de schooltjes zijn erg primitief; de mensen lief en verlegen; het rif is op veel plaatsen gezond. In het begin van de periode dat we er zijn genieten we erg van de stilte en de afgelegenheid. Het is alsof we aan het eind van de wereld zijn. In de passen rond Beran lopen mooie golven en het waait elke dag tussen de 18 en 25 knopen, de eerste maand kitesurf ik elke dag in de golven. Maar dan krijg ik onverklaarbare pijn in mijn bil, het straalt uit naar mijn been helemaal tot in mijn kuit en het is er continue. Ik stop met sporten en slik ontstekingsremmers. Na drie weken pijnstillers slikken is er nog geen enkele verbetering. Ik loop elke dag rondjes over het eilandje, ik voel me net een tijger in de dierentuin met een uitgesleten paadje. Het eiland is opeens net een gevangenis, net zoals ik ook gevangen zit in mijn eigen lichaam. Er is geen ontsnappen aan de pijn. ‘Marco, ik word er helemaal gek van! Ik wil naar het ziekenhuis in Majuro. Ik wil weten wat ik heb’, zeg ik op een avond huilend. ‘Ik moet over twee dagen een boot van Martin naar Majuro varen, zegt Marco, ‘dus dat komt mooi uit, dan kun je mee.’ Opgelucht haal ik adem, eindelijk naar de dokter. ‘Ik wil ook mee’, zegt Mathies. ‘Tuurlijk schat’, stel ik hem gerust. We hebben een Spaanse crew aan boord, die kan op Silverland en Mare letten.

In het ziekenhuis moet ik uren wachten, zitten kan ik al weken niet, dus hang ik tegen de muur. ‘Dit gaat niet zo’, zegt een zuster. ‘Je moet naar de eerste hulp, daar kun je liggen en word je misschien eerder geholpen.’ Ik krijg er een injectie met een sterke pijnstiller. De dokter wil een röntgenfoto maken, ik dring aan op een CT-scan. ‘Dat is niet nodig’, zegt de dokter. Maar ik hou voet bij stuk. Ik heb zenuwpijn en geen gebroken botten, er zal niets te zien zijn op een röntgenfoto, ik ben niet achterlijk. Hij stemt uiteindelijk schoorvoetend toe, maar dan krijg ik geen contrastvloeistof ingespoten… Ik ben doodmoe van de pijn en al het wachten en laat het verder maar. Als ik na weer uren wachten eindelijk met de dokter kan praten, zegt hij: ‘Je hebt 100% zeker geen hernia, je hebt ontstoken zenuwuiteinden in je wervel. Ik geef je pijnstilling, spierverslappers en ontstekingsremmers. Niet meer stretchen en na een maand zal het beter gaan.’ Ik ben een beetje sceptisch, want zonder MRI kun je niets met zekerheid zeggen, als je het mij vraagt. Maar toch ga ik vol goede moed terug naar Silverland. Het werk aan het visjacht loopt elke week verder uit. Marco werkt lange dagen, zes dagen in de week, maar hij heeft zich verkeken op de hoeveelheid werk.

Na nog een maand op Beran is het nog niet af. Bovendien zijn mijn pillen op en komt de pijn terug. Ik ben wanhopig. ‘Misschien moet ik naar een plek vliegen voor een MRI, er is een MRI-apparaat in Port Morseby’, zeg ik verdrietig. Ik heb zitten zoeken op internet. ‘Ja, en hoe kom ík dan in Port Morseby?’, reageert Marco geïrriteerd. ‘Ik kan dat hele eind toch niet solo zeilen.’ Onze crew is sinds een week weg, hij vond het te lang duren in Ailinglaplap en had andere verplichtingen in Spanje. Ik barst in tranen uit: ‘Maar ik kan niet meer van de pijn! Er moet iets gebeuren!’ Marco zucht: ‘Nog één weekje en dan ben ik klaar, laten we kijken hoe het gaat, als we varen. Je hoeft alleen maar te liggen. Liggen doet toch geen pijn?’ Wanhopig stem ik toe. Als we na nog een week wachten eindelijk vertrekken – het werk heeft uiteindelijk drie maanden geduurd – varen we op een windstille dag naar Kwajalein, we wachten niet op wind, maar gaan direct weg. Het heeft lang genoeg geduurd! Ik heb goede hoop dat er in Kwajalein misschien een betere dokter is, want er is een enorme legerbasis. Ook mijn goede pijnstillers zijn op en ik wil voor de grote oversteek op zijn minst goede pijnstilling.

Desillusie

Het atol Kwajalein heeft twee hoofdeilanden Kwajalein en Ebey, Kwajalein is de legerbasis, daar mag je niet aan land. Ebey is een smerig en verloederd eilandje met veel zwerfafval en plastic. Het ziekenhuis bestaat uit een goor halletje en twee kamertjes, waar dokters zitten die werkelijk geen verstand hebben van wat dan ook. Door al mijn gespeur op het internet weet ik meer dan de man waar ik mee praat. De medicijnen zijn ook niet voorradig en naar de dokter op de legerbasis mag ik niet. Huilend loop ik het ziekenhuis uit. ‘Ik ga het niet trekken Marco, met deze pijn een maand op zee doorbrengen. Ik wil naar een echt ziekenhuis en ik wil weten wat ik heb door een MRI-scan te laten maken.’ ‘Ok, dan moet je de verzekering bellen.’ En dat doe ik.

Eerst stuur ik een mail, daar krijg ik gelukkig binnen 24 uur antwoord op. Ik mag niet zelf een ticket boeken en naar een ziekenhuis gaan. Ik moet de noodlijn bellen. Dat kan natuurlijk niet vanuit de Marshalls, maar ik kan wel gebeld worden. Via een vriend geef ik mijn lokale nummer door aan de verzekering, na ons gesprek stellen ze een evacuatieplan in werking. Samen komen we overeen dat ik naar Bangkok vlieg om daar naar het ziekenhuis te gaan. ‘Ik ga niet zonder Mathies’, zeg ik als de verzekering toestemming heeft gegeven om me te evacueren. ‘Waar slaat dat nou weer op?’ moppert Marco boos. ‘Hoe duur is dat ticket voor Mathies dan wel niet?’ ‘Ongeveer 1100 euro antwoord ik. ‘Belachelijk! Vooral omdat ik het juist onwijs gaaf zou vinden om een maand met Mathies op zee te zijn,’ Koppig herhaal ik: ‘Ik ga niet zonder Mathies! Ik ben helemaal aan het eind van mijn Latijn door alle stress en onzekerheid. Ik wil niet alleen gaan en ik denk dat we na Bangkok doorvliegen naar Nederland. Ik wil naar mijn familie en vrienden. Ik heb me nog nooit zo alleen gevoeld.’

Mathies mengt zich ook in het gesprek: ‘Ik wil met mama mee, ik wil ook naar Nederland.’ Na nog wat geharrewar, stemt Marco toe. Vijf dagen nadat ik de verzekering heb gebeld, vliegen we naar Bangkok. Eerst 13 uur naar Manila, dan nog 3 uur naar Bangkok.

Hernia-operatie

In Bangkok blijkt dat ik een megahernia heb: de tussenwervel blokkeert bijna de hele zenuw. Er is maar één optie en dat is opereren. Gelukkig stemt de verzekering- na acht zenuwslopende uren wachten- toe, en drie dagen na aankomst in Bangkok, ga ik onder volledige narcose. Mathies zit in onze privékamer, hij is bij alle onderzoeken met me mee geweest en ik geef hem vlak voordat ik de operatiezaal inga een enorme knuffel: ‘Tot over twee uurtjes schatje!’ Angst dat ik niet bijkom uit de narcose laat ik niet toe, over twee uur zie ik hem weer! En gelukkig is dat ook zo. Na de operatie heb ik nog veel pijn in mijn bilspier en zenuw. Ik krijg fysiotherapie in het ziekenhuis. We blijven nog drie weken in Bangkok. Na drie weken mag ik vliegen. En we vliegen naar Nederland! Nog nooit heb zo uitgekeken naar iets. En Mathies ook. Mijn kleine held, hij heeft me zo enorm geholpen. ‘Is dat niet te zwaar mam, mag je dat wel? Kom laat mij die tas maar dragen.’

Tekst & Beeld: Marije den Breems