Skiën in Chamonix
Het was alweer een tijd geleden dat ik m’n vriend Lukas (Feitsma) had gezien. Vroeger trokken we regelmatig samen op. We hebben op allerlei plekken in Europa met elkaar geskied, maar ook ver daarbuiten, zoals in Colorado (VS). Ik had altijd het idee dat hij, net als ik, na z’n studie zou gaan verhuizen naar een kouder land, ver boven zeeniveau, met bergen en sneeuwzekerheid. Toch wonen we nog allebei in Nederland, we hebben een betaalde baan, een dak boven ons hoofd en eigenlijk niets om over te klagen, al is de frequentie van onze bezoeken aan de bergen naarmate de jaren vorderden overduidelijk verminderd.
We balen dan ook als we op onze eerste skireis van het jaar (het is april!) in Chamonix aankomen. De zonovergoten autorit, waarbij de meter regelmatig boven de twintig graden Celsius aanwees, was jammer genoeg een juiste voorspeller wat betreft de zeer matige sneeuwcondities in de wereldhoofdstad van het alpinisme.
Chamonix, gelegen in het hart van het Mont Blanc-massief, wordt bij goede condities beschouwd als het mekka van het freeriden. De Vallée Blanche, een 22 kilometer lange afdaling langs de gelijknamige gletsjer, is de langste off-pisteafdaling ter wereld en tegelijkertijd ook één van de diepste met een afdaling van ongeveer 2755 meter. Het dorp zelf, dat slechts 9000 inwoners telt, maar gedurende het jaar meer dan vijf miljoen bezoekers bedient, oogt dan ook meer als een kleine stad. Chamonix heeft alles en dat brengt ook nadelen met zich mee. Door de industrie en de logistiek rondom deze toeristentrekpleister staat de l’Arve-vallei (waar Chamonix het middelpunt van is) in de top drie van Franse plaatsen met de slechtste luchtkwaliteit, krijgen we later te horen van Stéphane Lagarde. “Er zijn hier zelfs dagen dat fysieke activiteit zoals skiën ontraden wordt.” Toch denkt hij er niet over om te verhuizen, hij leeft de laatste jaren heel milieubewust en probeert dit over te dragen aan de leerlingen van z’n skischool. Gelukkig, kwamen we achter, is hij niet alleen. Steeds meer inwoners van Franse alpendorpen proberen op hun eigen zelfvoorzienende wijze te overleven.
We spraken inwoners van zowel Chamonix als La Clusaz over een leven in de bergen. Wat doen ze? En is het leven als een god in Frankrijk een feit of een fabel?
Stéphane
“Let maar op. Over een paar jaar ben ik minister van Milieu”, vertelt Stéphane Lagarde lachend, terwijl hij met z’n handen een ‘shaka-beweging’ maakt. Voor zo’n kleine gestalte heeft hij grote ambities. We ontmoeten Stéphane in de lobby van ons hotel, waar het lokale personeel hem maar al te goed kent. Stephane is opgegroeid in Chamonix, hij is de zoon van Daniël Lagarde, een bekende Franse geoloog en lawine-expert die in 1999 omkwam toen het noodlot toesloeg. Hij werd opgeslokt door een gigantische lawine die dwars door z’n vakantiewoning rolde net buiten Argentière, een dorpje iets ten noorden van Chamonix.
Na een jarenlange professionele skicarrière kwam Stéphane tot bezinning, hij besloot in de geest van z’n vader actief aan een schonere wereld bij te dragen. Een skiseizoen lang hield hij z’n eigen verbruikte energie bij; van de gereden kilometers in zijn auto en zijn ritjes in de skilift, tot aan het batterijverbruik van z’n telefoon aan toe. Dat seizoen verbruikte hij 32 ton aan CO2 (je zou ongeveer 200 bomen nodig hebben om de lucht hiervan te zuiveren), hij rapporteerde dit aan de Franse overheid en in 2008 opende hij met subsidie ‘Ecorider’, de eerste klimaatneutrale skischool in Europa die ook voorlichting geeft over het milieu. In samenwerking met zijn oude skisponsor ontwierp Stephane een ski gemaakt uit biologische materialen en een dito skipak gemaakt uit gerecycled afval.
Stéphane vertelt ons trots dat de uitstoot in de l’Arve-vallei de laatste jaren fors is teruggedrongen dankzij strengere regelgeving rondom de uitstoot van vrachtauto’s die door de vallei rijden, maar hij geeft tevens aan dat ze er nog lang niet zijn. Hij probeert awareness te creëren door zijn klanten in een opvallende elektrische auto rond te rijden. Ook op de piste is Stéphane een persoonlijkheid, z’n flamboyante manier van doen, bijvoorbeeld elke keer na het doen van een truc wijst hij richting de hemel, is zo idioot, dat we erom moeten blijven lachen.
Vandaag neemt hij ons mee door Les Grands Montets, een van de grotere gebieden van Chamonix. Omdat de omstandigheden verre van ideaal zijn (de temperaturen liggen de afgelopen weken veel hoger dan gemiddeld en de laatste sneeuwvlokken dateren van enkele weken geleden), is er buiten de pistes weinig te beleven.
Seb Michaud, die we enkele dagen later in La Clusaz ontmoeten, herinnert zich Stephane nog goed uit de tijd dat ze samen aan de Freeride World Tour meededen. “Stéphane is een typische Chamonix-local: grote woorden, een klein hartje.
Gérard
Om de hoek van ons hotel in Les Houches, net buiten Chamonix, bezoeken we Gérard Berrux. De 42-jarige, pips ogende, ultra-trailloper is in eerste instantie wat terughoudend in de omgang. Niet veel later concluderen we dat dit (en in ieder geval z’n huidskleur) inherent is aan z’n beroep als bakker. Hij vertelt ons dat hij de afgelopen nacht slechts een uur heeft geslapen, omdat hij ruim zestig kilogram brood moest bakken, iets wat de afgelopen vier jaar zowel letterlijk als figuurlijk dagelijkse kost voor ‘m geweest is.
Vandaag heeft hij z’n rustdag en kan hij bijkomen van het bakken en het verkopen op de regionale markten. Gérard, die inmiddels plaats heeft genomen in de praatstoel, laat ons zien hoe hij in z’n bakkerij aan huis broden maakt zoals ook z’n voorouders dat deden, zonder kunstmatige toevoegingen en met veel passie. Achterin de schuur van z’n boerderij maakt hij op een oude molensteen meel uit het tarwe dat verbouwd wordt op de boerderij van z’n ouders in Annecy. Als zijn deeg klaar is voegt hij lokale noten of specerijen toe, zodat z’n broden een karakteristieke smaak krijgen.
In het verleden heeft hij geleverd aan lokale sterrenrestaurants, maar omdat de vraag – en de daarmee gepaard gaande werkdruk – zo groot werd, is hij hier enkele jaren geleden mee gestopt, het werd hem te druk.
Het feit dat duizendpoot Gérard geen werknemers heeft en dat hij het proces van het zaaien van het graan tot aan de verkoop van het daaruit voortgekomen brood eigenhandig doet (en daarbij vele uren slaap misloopt) maakt ‘m geen Superman, zegt hij zelf. Die Ultra-Trail du Mont Blanc waar hij aan deelneemt (een parcours van 166 kilometer via de Mont Blanc, met een doorkruising van 9000 hoogtemeters, in 48 uur tijd) doet het ons stiekem toch wel vermoeden.
Peter
Peter Stelzner belt ons op: “Ik heb het zo druk gehad, dat ik even m’n hoofd moest legen. Ik sta nu nog aan de top van de Vallée Blanche, kunnen jullie een half uurtje later komen?” Peter brengt ski’s uit onder de naam ‘Rabbit on the Roof’, verwijzend naar de konijnen die op het dak van zijn destijdse Parijse timmeratelier zaten. Als we aankomen in de (tijdelijke) galerie, waarin hij samen met z’n vriend Andy Parkin exposeert, wordt het ons al snel duidelijk dat Peter inderdaad een heleboel aan z’n hoofd heeft. Enkele maanden voor ons gesprek brandde zijn voormalige werk- en expositieruimte, een oude molen aan de andere kant van het dorp, in een periode van enkele uren compleet af. Uit de brand heeft hij niet meer dan een handvol paar ski’s kunnen redden. Bijna honderd paar ski’s op bestelling, die al klaar stonden, maar nog niet geleverd waren, zijn in rook opgegaan. Ondanks dat het hout van de geredde ski’s zwart geblakerd is en het belag bellen bevat die door de hitte zijn ontstaan, is het overduidelijk dat Peter deze ski’s met hart en ziel heeft gemaakt. De passie waarmee hij over z’n ski’s spreekt is zeldzaam.
De details in het handwerk zijn fantastisch; van de mozaïekpatronen van verschillende soorten hout tot aan de inleg, alles laat zien dat Peter een vakman pur sang is. Het is bijna niet te geloven dat hij gemiddeld slechts twee dagen voor een paar ski’s nodig heeft.
Over de toekomst van z’n bedrijf bestaat nog grote onduidelijkheid. Hij heeft momenteel geen kapitaal om een doorstart te maken en een verzekering heeft hij destijds niet kunnen afsluiten, omdat de verzekeringsmaatschappij, achteraf gezien terecht, vragen stelde over de brandveiligheid van het pand. Peter vertelt dat hij ondanks de financiële beperkingen vastbesloten is door te gaan met z’n werk. Met een beetje geluk is de pers te reviseren en dat ook de Chamonix-gemeenschap hierop hoopt blijkt uit de fundraiser die door een groep dorpelingen is gestart.
We hadden graag meer tijd bij Peter en Andy doorgebracht, maar diezelfde avond worden we elders verwacht.
Iets meer dan een uur later arriveren we in La Clusaz, waar de sneeuwcondities, zoals we al verwacht hadden, vergelijkbaar zijn met die in Chamonix. La Clusaz is een stuk kleiner ten opzichte van Chamonix. Je vindt er geen ski-in ski-out, het is er dan ook een stuk rustiger. Zelfs zo rustig dat we diezelfde avond het restaurant van ons hotel voor onszelf hebben. Lukas is vaker in La Clusaz geweest en herinnert zich nog de diverse off-piste afdalingen bij (Massif) de Balme, het gebied dat je telkens terugziet in de filmpjes van Candide Thovex.
Arsène en Seb
De komende dagen worden we meegenomen door Seb Michaud en z’n goede vriend Arsène Goby. Seb en Arsène werken voor verschillende skischolen, maar geven alle twee freeridelessen. Met de kwalificatie voor de Freeride Junior Verbier in het vooruitzicht hebben ze een weddenschap over wie de beste skiërs zal afleveren.
Omdat het zo warm is neemt Seb ons mee voor een ronde vanaf (Massif) de l’Etale en hij laat ons zien dat hij ondanks z’n 44-jarige leeftijd
nog steeds backflipt zoals hij dat in z’n Freeride World Tour-tijden deed. Met Seb aan het hoofd klimmen we een bergkam op en drie kwartier later kijken we uit over een grote windlip die overgaat in een nog niet aangetast veld met poedersneeuw. Seb weet ons ondanks de matige condities te verrassen.
Arsène neemt ons op goed geluk mee langs de Balme, het gebied waar bij verse sneeuw elke zichzelf respecterende freerider te vinden is, maar waar we ondanks de slush toch ook goed uit de voeten kunnen. In de skilift omhoog (voor ons derde rondje de Balme) komt bij Arsène de voorliefde voor de jaren tachtig naar boven. Met een fonkeling in z’n ogen vertelt hij over skifilms als ‘Apocalypse Snow’ en ‘The Blizzard of Aahhh’s’ en hoe hij deze als kind heeft grijsgedraaid in z’n videorecorder.
De volgende dag staan we op het punt naar Nederland terug te rijden als we Arsène zien lopen richting de liften, maar deze keer zonder ski’s. Hij ziet ons en roept: “Guys, april is for monoskiing.”
Meer lezen over Chamonix of andere gebieden?
Dit artikel is afkomstig uit White Freeski magazine 2017 #1. Mocht je meer reisverhalen, interviews, tip & tricks en nog veel meer willen lezen? White Freeski magazine 2017 #1 is los te bestellen in onze webshop. Voor het gemak kun je ook abonnee worden zodat je geen nummer meer hoeft te missen!
Tekst en beeld: Peter-Paul de Meijer