Surfboard Anatomie
Er zijn veel factoren (waaronder je eigen performance) die bepalen hoe een surfboard zich gedraagt. Veel eigenschappen zijn echter direct te danken aan de outline van het board: de neus, rail en tail zijn karakterbepalende factoren. North Kiteboarding boardshaper Sky Solbach legt uit welke vaareigenschappen de verschillende vormen hebben en hoe hij deze voor een fijn waveboard met elkaar combineert.
Tekst: Sky Solbach in samenwerking met Axel Reese & Lisette Blankestijn Beeld: Reemedia
Er bestaan veel verschillende contouren en vormen voor de shape van je board, deze gebruikt de shaper om een surfboard de gewenste karakteristieken te geven. Over het algemeen geldt: hoe rechter en langer de outline (de omtrek van het board), des te meer zal het op controle georiënteerd zijn. Omgekeerd: hoe ronder het board is, des te losser ligt het op het water en des te sneller kun je draaien. Het ontwerpen van een kitewaveboard berust op meerdere beslissingen die minder zwart-wit zijn dan de keuze tussen rond of recht. Als shaper moet je de balans vinden tussen de outline, rocker, tail shape en de positionering van de vinnen, omdat al die eigenschappen samen het gewenste vaargevoel creëren.
Lengte en outline
Afhankelijk van het type ontwerp van het board, zijn er een hoop variaties in de lengte en maten van waveboards. Voor een ‘standaard’ shortboard (met zo’n scherp neusje) raad ik mensen aan om een board te zoeken dat ongeveer even lang is als de rijder zelf. Voor de CSC designs (North Kiteboarding’s Compact Surf Design: kortere performance waveboards zonder neus), is het uitgangspunt om een board van 6 tot 8 inches korter dan je eigen lengte te nemen.
Zulke kortere, afgestompte boards kom je bij meerdere merken tegen en deze hebben een rechtere outline. Een kort en breed board heeft enkele grote voordelen en uiteraard ook beperkingen. Een rechte outline geeft veel stabiliteit, snelheid, controle en dat maakt het mogelijk om een veel korter en compacter board te varen. Zelf ervaar ik de nadelen van zo’n board vooral in holle golven, I’m talking barrels. Maar in alle eerlijkheid: meestal kiten we in door de wind afgevlakte golven, dus die boards zonder neus werken in 90% van de alledaagse kitecondities. Een kortere outline geeft meer controle onder de voeten, en met name bij harde wind vaart zo’n board vloeiender.
Naast stabiliteit en controle kleven er meer voordelen aan een kort, breed board. Zo past het board ondanks zijn relatief vlakke rocker toch ook in de pocket van een kleine golf. Tevens vangt zo’n board minder wind en is het lichter van gewicht, dus perfect voor rijders die in harde wind airs willen doen. Tot slot is een kort board natuurlijk gemakkelijker met reizen.
De staart
Hand in hand met de ontwikkeling van korte en wijde boards heeft ook de brede tail zijn intrede gedaan. Een waveboard met wijde tail geeft je veel power en je kunt er op hoge snelheden mee varen. Het draait eigenlijk om het maximaliseren van het gebied waar het board contact maakt met het water, zonder op wendbaarheid in te leveren. Boards zonder neus hebben meestal dezelfde breedte als standaard shortboards, dus eigenlijk worden de ‘no nose’-shapes onterecht als wijd aangemerkt.
Er valt meer over de vorm van een tail te zeggen. Een pintail bijvoorbeeld: die vorm gaat goed samen met een erg lange plank met een rechte outline. Bij zo’n board wil je niet veel volume in de tail en dit is een tail shape die niet zozeer snelheid creëert, maar de snelheid juist weet te controleren. Daarom zie je pintails door de jaren heen nog steeds terugkeren op big wave boards. Een squash tail daarentegen, heeft juist veel breedte (dus volume) in de tail, waardoor het board gemakkelijk snelheid genereert in kleinere, slappe golven. Dit zijn slechts twee voorbeelden uit een eindeloos spectrum aan combinaties.
De bodem
De bodemshape speelt een cruciale rol in de performance van een board. De standaard single concaafbodem die zo typerend is voor klassieke waveboards heeft een platte vorm midden onder het board, terwijl de rail lijn juist meer kromming heeft. Het resultaat hiervan is dat je in een bocht meer over de rail zal snijden, waardoor de draairadius korter wordt. Ik benader de bodemcontouren altijd zeer simplistisch, eerst beredeneer ik hoe ik wil dat een board werkt, hoe het draait. Hoe beter je in gedachte hebt hoe het board zich moet gedragen, hoe logischer de keuze voor een bodemshape wordt.
De Nugget is een goed voorbeeld van een complexe bodemshape, met een logische designfilosofie daarachter. Het heeft een V-concaaf in de neus en tail, waardoor het board meer rocker heeft over de rand (wat weer zorgt voor sneller, fijngevoeliger draaigedrag). Tegelijkertijd heeft dit board ook een ontzettend diepe dubbele concaaf die midden onder het board begint en uitmondt in channels bij de vinnen. Daardoor heeft deze plank veel meer controle en grip. Door deze dubbele concaaf die zo veel controle toevoegt, kan ik veel ronding aan de outline toevoegen, die met de tailrocker zorgt voor superstrakke bochten.
Rocker
De rockerlijn is de kromming van het board, de ronding die je ziet vanaf de zijkant, wanneer je het board plat op de grond legt. De kromming die het board heeft, hoeft niet op alle plaatsen dezelfde ronding te hebben. Ik denk over een rocker altijd alsof het meerdere rondingen zijn, drie verschillende secties: in de neus, het midden en de tail. In die secties heeft de rocker ook verschillende gevolgen voor de vaareigenschappen.
Meer rocker in de neus van het board betekent bijvoorbeeld dat het board minder snel hapt in een scherpe bocht, terwijl minder neusrocker het board eerder laat planeren. Bij veel rocker in de middensectie vaart het board minder snel en draait het board met minder drive, terwijl een vlakke rocker in het midden een board log en stijf maakt. Het belangrijkste is eigenlijk de tailrocker, omdat wij kiters niet voor een golf hoeven te peddelen draait het voor ons puur om snelheid en het bochtenwerk. Veel tailrocker zorgt voor strakke bochten, minder hoge snelheden en minder drive wanneer je uit een bocht komt. Ga je voor een vlakkere tailrocker, dan wordt het board minder levendig, wat stijver, maar heeft het wel meer voorwaartse drive.
Bij het ontwerpen vergelijk ik continu hoe de bodemshape (V, concaaf of convex) samenwerken met de verschillende waarden van de rockerlijn in de neus, middensectie en tail. Meer dan alle andere factoren, moet de rockerlijn in balans zijn met zowel de bodemshape als de ronding van de outline. Het is af en toe echt pokkenwerk, omdat het zo nauw luistert. Een bestaande rockerlijn aan een nieuwe outline toevoegen werkt bijvoorbeeld niet. Per combinatie moet ik het op gevoel uitbalanceren.
Rails
Als je nu nog niet overtuigd bent van de complexiteit van het ontwerpen van een harmonieus surfboard, er is nog een andere variabele in de mix: de ronding van de rail. Gelukkig valt er hier veel te generaliseren: rondere rails zijn vergevingsgezinder en scherpere rails geven grip. Dit is de reden dat je de tails van surfboards met hoekige vormen ziet met ronde 50/50 rails. De dikte van de rail en de rail apex (een hoge of lage rail) spelen een grote rol in de performance. Dikkere rails zorgen voor deflectie: ze komen los van het water en creëren snelheid in kleine golven, maar je zou er niet de grote golven in mee willen, want dan wil je de snelheid juist kunnen controleren.
Met de rail apex kun je ook finetunen hoe het board zich gedraagt. De rails zou je kunnen zien als de ‘feelers’ in het water en bij het ontwerpen van het board denk ik er aan op welke manier de railshape de performance beïnvloedt en maak ik deze passend bij de vaareigenschappen die ik voor ogen heb.
De vinnen
Er wordt niet zo vaak stilgestaan bij de invloed die de setup en positionering van de vinnen op de vaareigenschappen hebben. Je hebt misschien wel eens gehoord van de verschillen tussen een thruster- en quad-setup, maar er valt ook genoeg te tunen aan de positionering van de individuele vinnen. Voor een thruster-setup geldt: als de afstand tussen de verschillende vinnen kleiner is, voelt het board losser aan, en je draait er strakkere bochten mee. Daar staat tegenover dat, wanneer je de vinnen wijder verspreidt, het board (naast een grotere draaicirkel) meer drive heeft en beter grip houdt. En hoe dichter de vinnen bij de rail staan, des te meer grip heb je. Omgekeerd: des te verder van de rail ze staan hoe minder vast geankerd het board voelt.
Voor de quad-setup geldt bijna hetzelfde; hoe dichter de vinnen bij de rails geplaatst zijn, des te beter versnelt het board en des te vloeiender wordt de rail-to-rail-transitie. Daar staat tegenover dat het board zich minder verbonden met het water voelt op hogere snelheden. Verplaats je de vinnen dichter naar het centrum van het board, dan voelt het board wat ‘draggy’ en beter verbonden met het wateroppervlak, vergelijkbaar met een thruster-setup.
Ook de hoek waaronder de vinnen geplaatst worden doet er toe. Zo zijn er merken die hun buitenste vinnen gekanteld naar buiten plaatsen. Dat geeft een losser gevoel, maar maakt op hogere snelheden ‘draggy’ omdat het extra weerstand geeft. Op lage snelheid daarentegen geeft het een fijn verbonden gevoel door de directe respons die je van het board krijgt. Als je op kleinere golven moet pompen om vaart te krijgen, dan heb je ook profijt van de gekantelde vinnen. Wanneer niet de vin zelf gekanteld is, maar juist de finbox onder een hoek op het board gepositioneerd is, dan hebben je vinnen een hogere ‘angle of attack’ waarmee ze meer snelheid opbouwen in kleine golven.
Het ontwikkelen van boards vereist veel testen en je vinnen zijn slechts een van de vele variabelen die bij het samenstellen van een high performance product van invloed zijn. Het is voor een designer van essentieel belang om de verschillende vinposities te begrijpen als je de juiste balans tussen board en vin wilt vinden. Zelf gebruik ik stijve vinnen. Ik houd van een vin die voorspelbaar voelt: snappy vinnen die snel uitbreken laat ik liggen. Over het algemeen varen we dankzij onze kites (in vergelijking tot golfsurfen) op hoge snelheden, daarom kies ik graag een vin die dat tempo bij kan benen.
Dit artikel is afkomstig uit de Access #4 van 2016. Dit nummer kunt u hier bestellen. Wil je niks meer missen op het gebied van Kitesurfen word dan abonnee!