Surfcamps
Nederlandse surfers zijn als geen andere surfer bekend met surfcamps. Ze hebben er leren surfen, hebben er gewerkt of hebben er vrienden werken, zijn er wel eens op doorreis geweest, of zijn er door puberale drankzucht na een avondje stappen wakker geworden zonder ooit echt te hebben gesurft. Thomas van Dijk, die de nodige tijd heeft doorgebracht op en rond surfcamps, schijnt zijn licht op het fenomeen.
Het fenomeen surfcamp is allesbehalve bijkomstig voor de Nederlandse surfwereld. Het staat symbool voor het verlangen van de Nederlandse surfer naar goede golven en vormt voor vele mensen de stimulans om te beginnen of beter te worden met surfen. Je hebt surfcamps voor kinderen van alle leeftijdgroepen, samen en apart, voor studenten, voor surffreaks, voor mensen die willen leren surfen, voor boulevardsurfers, voor bimbo’s, vaders, moeders, slippertjes-bloesjemensen en zelfs voor Belgen. Zoek zelf maar uit waar je heen wilt, elke gek z’n gebrek, elke zeug d’r meug, daar bemoei ik me niet mee. Hier wil ik het fenomeen surfcamp ‘an sich’ bespreken; de essentie of juist het gebrek daaraan en pogen te vertellen wat het betekent voor de Nederlandse surfer, of zoals ik zal zeggen: de Neder-smurf.
Zelf begon ik, toen ik vijftien was, met het afwassen van borden en pannen van de campleiding als vergoeding voor kost en inwoning, waarna ik promoveerde naar keukendienst, waar ik precies hetzelfde deed. De jaren daarna heb ik op de camp vooral apetrots rondgehangen. Van ‘t een komt ‘t ander. Je begint wat mensen te kennen, je gaat eens bij een ander camp kijken, begint langzaam te helpen met de surflessen en voor je het weet ben je jarenlang vrijwel de gehele zomer in Moliets, Mimizan, Anglet en omstreken blijven plakken, werken, surfen en feesten. Borden afwassen doe ik overigens al een tijdje niet meer.
Tezamen met de Duitsers en de Belgen reizen duizenden Nederlanders iedere zomer af naar surfcamps gelegen aan de Atlantische kust van Frankrijk en Spanje. Sinds een paar jaar staan zelfs Marokko en Portugal op de kaart van de surfcamps. Voor veel mensen betekent een vakantie naar een surfcamp zo snel mogelijk het licht uit je ogen drinken, luidkeels in een zwetende bar staan, rond een kampvuur zitten, sjansen, verleiden, de ongeremde dynamiek van de begeerte en in je vetste boardshort de volgende dag je roes uitslapen. Deze mensen zijn ontzettend gezellig, maar door de echte hardcore Neder-smurf bestempeld als even zinloos voor de surfwereld als een ochtenderectie voor een alleenstaande man. Ik kan niet ontkennen dat ik mij zulke beschuldigingen ook wel eens eigen heb gemaakt. Kortom, ook in ben een Neder-smurf. Ik zie ‘s winters blauw van de kou, doe wel eens een HSA-wedstrijd aan en kan het eerste couplet van het Nederlandse volkslied zingen als dat nodig is. Ik stel, nobel als ik ben, echter geen randvoorwaarden aan de Neder-smurf, dat laat ik aan een ieder voor zich over. Daarbij laat ik even het feit of ik tijdens de surfcamps mee speel met de drankorgels, de drinkeboeren, de kannekijkers of de paradepaardjes, of allemaal tegelijkertijd, links liggen, en heb het over wat de surfcamps voor mij, en alle andere Nedersmurfen, zou kunnen betekenen.
Voor de gemiddelde Neder-smurf is het surfcamp een ontzettende stimulans. Je bent met mede- Nedersmurfen, in propere golven, waar je je kunt meten aan het Nederlands smurfniveau, en het smurfniveau misschien zelfs wat verhogen, al is mij dat nooit echt gelukt. Ook worden de surfcamps vaak opgericht door een Neder-smurf. Of door mensen die Harry heten. De drang om de Nederlandse surfer te laten floreren en schijnen is tegenwoordig alom groot. Niet alleen zijn er onnoemelijk veel surfcamps die in de Hollandse golfbehoefte proberen te voorzien, maar ook wordt het surfwereldje steeds serieuzer genomen. De HSA richt een heus Nederlands smurfenteam af, de wedstrijden in Nederland worden beter bezocht, meer surfers worden gesponsord, waardoor de grommets enthousiaster worden en het landelijk niveau gestaag stijgt. Maar hier aan ten grondslag ligt misschien wel het surfcamp. De Nederlandse surfcamps zijn het instituut voor de Neder-smurf en zijn geloof. Dit is de plek waar Neder-smurfen elkaar omhoog duwen, stimuleren, afspreken om er ook buiten de zomerdiensten in Nederland aan te geloven, en zo steeds meer verwikkeld raken in de vibe van de Neder-smurf. Maar nu heb je ook Neder-smurfen die de drankzuchtige modesurfers vervloeken, en menen te kunnen inzien wanneer iemand een wannabe Neder-smurf is of een authentieke. Ze vermijden soms surfcamps om deze redenen en distantieren zich van de zogenaamde mode- en trendbewuste surfvakantieganger. Hier graaft de Neder-smurf echter dikwijls zijn eigen kuil. We zijn al niet groot, en als het surfgedrag populair wordt, moeten we dat omarmen. Vaak doet de Nedersmurf dit toch, hoe trots ze ook beweren van niet. Van een echte surfcultuur is bij ons niet te spreken, een smurfcultuur is hier dan ook meer op z’n plaats. We geloven allemaal wel dat er iets is, maar weten niet precies wat. Desondanks gaan we er in mee.
Surfcamps weerspiegelen in mijn ogen de Nederlandse smurfcultuur en ontdoen die smurfcultuur van de grote should have been here yesterday-sluier die surfers in Nederland nog wel eens dragen. Dat surfen trekjes heeft gekregen van een opgeblazen lifestyle, een way of living, een opgeklopte spirit, een verneukeratieve vibe, een Angelsaksische straattaal-trend en een modeproduct, zal ik niet ontkennen. Surfcamps zijn de perfecte voedingsbodem voor mensen die graag contact maken met die surfwereld, daarmee ook met die Neder-smurf, en met de gezelligheid. Ik heb mensen ontmoet die naar Lloret wilden, halverwege de reis het roer hebben omgegooid, naar een surfcamp zijn gegaan en het daar best naar hun zin hebben gehad. Deze, en vele andere mensen, kwamen dikwijls over de duinen gestrompeld met het verhaal dat de golven echt super relaxed waren, met de klemtoon op relaxed. Als wij, echte Neder-smurfen, dan even later bovenop de duin stonden, en de drie meter close-outs aanschouwden, dachten we hardop: wat een stakkers. Maar iedere surfer heeft zijn illusies en op de kant zijn die nu eenmaal makkelijker hoog te houden dan in het water. Zo zag ik laatst een foto van vroeger waar ik op een perfecte barrel, zo eentje uit de boekjes, het hazenpad koos. Ongetwijfeld heb ik die golf indertijd een stuk heroischer beleefd dan dat. Het mooie van surfen op een surfcamp is dat iedereen er uiteindelijk voor gaat en zijn illusies moet bijstellen. Op het strand kan je je anders voordoen, maar eenmaal in het water overheerst de realiteit. Er bestaat wat dat betreft dus geen wezenlijk verschil tussen wannabe surfer en de echte Neder-smurf. De Neder-smurf bestaat waarschijnlijk net zo min als de Nederlander, of als de smurf. Er bestaan echter wel Hollandse smurfers die blauw van de kou zien en gewoon onder een warm zonnetje in aanraking willen komen met Atlantische golven, de smurfcultuur of iets wat daar op lijkt, en het feestgedruis dat rondkruipt op een surfcamp. Voor hen, en alle andere Nederlandse surfers, is het dus maar goed dat ze bestaan, die smurfendorpen.
Het hele verhaal kun je lezen in 6 Surf #2 2008, heb je deze nog niet?
Bestel hem via de SOULshop of word abonnee!