07-06-2016 - Nieuws, Wielrenblad

Voorbij palmeilanden en wolkenkrabbers

In de verenigde Arabische emiraten eist Dubai al pronkend met palmeilanden en superwolkenkrabbers alle aandacht op. Wij ontdekten achter die schone schijn een grillig berglandschap in het binnenland waar het uitdagend fietsen is. Een dag in het wiel van de Dubai Roadsters.

Dubai_2016_4

Als de ochtendstond een violetten waas over de roestbruine toppen van het Hajar-gebergte legt, verzamelen we ons met een groep van zo’n tweehonderd renners in Hatta, een buitenpost in een uithoek van de verenigde Arabische emiraten. op anderhalf uur rijden ligt Dubai te pronken met zijn superwolkenkrabbers, palmeilanden en megawinkelcentra. Maar wij gaan een andere kant ontdekken van de woestijnstaat in het Arabisch schiereiland. een grillig berglandschap waar niet de mens, maar de natuur de overhand heeft. We rijden vandaag een toertocht (110 km) naar de kust van de Indische oceaan en weer terug. de route heeft de vorm van een lasso; de aanloop naar de lus voert over dezelfde wegen als de finale. Eerst krijgen we twee korte beklimmingen voor de wielen, vervolgens drie langere cols en op het einde nogmaals twee klimmetjes om het af te maken.

De organisatie komt voor rekening van de Dubai Roadsters, een fanatieke fietsclub met expats van over de hele wereld. Ze houden in de wintermaanden regelmatig tochten in de bergen. Elke goed getrainde fietser kan aansluiten, in ruil voor een vrijwillige bijdrage voor de volgwagens. ‘Zo’n tien jaar geleden zijn we dit gebied gaan verkennen. We waren op zoek naar mogelijkheden om in de bergen te fietsen, want Dubai is helemaal vlak. Hier heb je geweldige beklimmingen. We rijden elke twee weken in dit gebied’, zegt initiatiefnemer Enrique Klien, een fitte vijftiger uit Peru. Hij vertelt dat hij al zo’n 25 jaar fanatiek fietst. ‘Eerst als mountainbiker en later op de weg. Ik hou van de vrijheid die het fietsen je geeft, de wind die in je gezicht blaast, de uitdaging en de kameraadschap met andere renners. Ik zou niet zonder kunnen.’

Dubai_2016_1

Temperaturen tot 45 graden
Als zijn clubgenoot met de pet is rondgegaan, zetten we onszelf in gang. Al snel klimmen we langs verpulverde rotspartijen. het lint van kleurrijke wielrenners zorgt voor een fel contrast met de grauwe bergen. Er groeit slechts een enkel struikje in het landschap dat ‘s zomers gebukt gaat onder temperaturen tot 45 graden. Deze bewolkte winterdag is het met een graad of 20 echter heerlijk fietsweer. Na de eerste twee klimmetjes van ‘limburgs’ kaliber kunnen we vaart maken op een glooiend stuk zonder noemenswaardige obstakels. We passeren twee rommelige dorpjes waar de verleidelijke geur van versgemaakt eten ons tegemoet dwarrelt. Dan verschiet het landschap plotseling van kleur. We draaien een lege vierbaansweg op met aan weerszijden weelderige bomen en bloeiende struiken. Ze worden stuk voor stuk bewaterd door een honderden meters lange ‘tuinslang’ in de berm.

Op dit groene lint in de kurkdroge bergen, beginnen we aan de eerste grote horde: een zeven kilometer lange pas naar de tunnel die toegang biedt tot de volgende vallei. De klim is genadig voor mijn benen; hij wordt nooit steiler dan 7,5 procent, dus ik kan lekker tempo draaien. Soepel baan ik me een weg over de pas die wordt geflankeerd door een bombastisch wit fort en de nationale vlag van de emiraten die tegen de bergwand is gekalkt. De top op 500 meter hoogte is ook meteen de eerste bevoorrading. Ik vul mijn bidon bij en kijk al kauwend op een energiereep uit over de groene weg die omhoog kruipt tegen de kale bergen. Dan gebaart Enrique alweer dat het tijd is om onze tocht te vervolgen.

Dubai_2016_3

Indische Oceaan
Na een snelle afdaling doemt aan de horizon een diepblauw vlak op dat afsteekt tegen de bruine woestenij. ‘de Indische Oceaan’, wijst Enrique. Enthousiast stop ik om foto’s te maken van de renners en de zee. Maar tegen de tijd dat ik weer op de fiets zit, is de rest van de groep al bijna uit het zicht. in volle vaart zet ik de afdaling in, maar ik word tegengewerkt door de wind die vol op kop blaast. De kilometers tikken weg als ik in groot verzet met mijn krachten smijt, maar de stipjes in de verte komen niet dichterbij. totdat ik plotseling hulp krijg van een bijzondere gangmaker: de volgwagen. hangend achter de auto halen we al snel groepjes fietsers bij. ‘Jullie spelen vals!’ grapt een renner die aansluit.

Na een paar kilometer freewheelen op hoge snelheid laat de volgwagen ons weer los. Ik heb het op mijn heupen gekregen; nu wil ik ook helemaal naar de kop van de groep. Tegen de 40 rijd ik vals plat omlaag met harde zijwind. Steeds als ik een renner bijhaal, hoop ik dat die overneemt en op kop gaat rijden. Maar in plaats daarvan wordt het lint fietsers achter me alleen maar langer. De laatste renner die we oppikken, blijkt gelukkig wel bereid een handje te helpen. In zijn kielzog fiets ik de laatste meters naar het voorste groepje. Op de kustweg scheiden slechts een paar stinkende zoutmoerassen ons van het diepblauwe water van de Indische Oceaan. In de verte zie ik een paar gebouwtjes en een overkapping. ‘de grens met oman’, zegt Enrique. Wij laten het sultanaat links liggen en zetten koers naar de kustplaats Kalba voor bevoorrading halverwege het parcours.

Dubai_2016_6

Stervende zwaan
Een kaarsrechte laan met palmbomen leidt ons terug naar de bergen, waar we beginnen aan de 2,5 kilometer lange klim vanaf zeeniveau naar de tweede pas. Die is uitgehakt in koperkleurige rotsen die van binnen cementgrijs blijken. De verkruimelde rotspartijen liggen erbij alsof ze met een reusachtige kruiwagen in het landschap zijn gekiept. Het zweet druipt van mijn voorhoofd.

Ik heb moeite om mijn ritme te vinden. De pas is bochtig en onregelmatig. Om de aandacht van mijn verzurende benen af te leiden kijk ik zo nu en dan over mijn schouder om te genieten van het uitzicht op de Indische Oceaan. ik ben niet de enige die het moeilijk heeft. Voor me zie ik een bonkige renner in zwart tuniek zwoegend tegen de berg opkruipen. Soms richt hij zijn hoofd ten hemel alsof hij de hulp van hogere krachten probeert in te roepen. Ik krijg de steun van twee emirati’s in een zwarte Ford Mustang die me in de laatste haarspeldbocht al toejuichend inhalen. Ik zwaai naar ze en fiets quasi onaangedaan de laatste meters naar de top. Na een korte afdaling begin ik met nog verzuurde benen aan de derde pas (2,8 km). Die leidt met fikse stijgingspercentages naar de tunnel die we vanmorgen vanaf de andere kant hebben beklommen.

Het zweet gutst nu van mijn voorhoofd. Ik kijk op mijn fietscomputer: 7,8 kilometer per uur. Oef. Het is nu even een kwestie van doorbijten. de zwarte renner voor me lijkt dat stadium al gepasseerd. Hij zit op zijn fiets als een stervende zwaan. Een groep motorrijders die met aanzwellend gebulder vanuit het dal omhoog komt, zorgt voor een extra dramatisch effect. Met akelige snelheden schieten ze langs me door de bocht, alvorens linksomkeert te maken. Als het kabaal terug het dal in rolt, bereik ik de top. Daar staat de rest van de groep op ons te wachten.

Met een rotvaart dalen we daarna af over de groene ‘snelweg’ waarover we vanochtend nog omhoog klommen. Op het glooiende stuk tussen de twee rommelige dorpjes heb ik moeite het tempo bij te houden. Mijn kilometerteller geeft bergaf meer dan 60 kilometer per uur aan, maar ik moet nog extra bijtrappen om bij de groep te blijven. Het liefst zou ik de komende 20 kilometer achterin de groep hangen om een beetje op adem te komen.

Dubai_2016_5

Op de knieën 
Maar ondanks de vermoeidheid, besluit ik uit piëteit voor de groep toch maar een aflossing te rijden. Ik zet mezelf op kop maar ben al na een paar honderd meter verzuurd. Als we vervolgens ook nog een hellinkje voor de wielen krijgen, ga ik uit het zadel om tempo te houden. Mijn achterwiel zwiept daardoor naar links. ‘hey, we didn’t like that!’, klinkt het achter me. Ik bied mijn excuses aan en zak met hangende pootjes naar de staart van de groep. Met de laatste twee klimmetjes in aantocht, verwacht ik elk moment te moeten lossen. ‘Jullie hoeven niet op me te wachten’, laat ik de rest alvast weten. Maar tot mijn eigen verbazing zak ik er niet doorheen na de eerste klim. sterker nog: ik rijd de ene na de andere renner voorbij.

Het laatste colletje dwingt me dan toch echt op de knieën. Meter na meter moet ik op de anderen prijsgeven. Verkrampt ga ik nog één keer uit het zadel. Met o-benen van de verzuring en mijn hoofd over het stuur gebogen, overbrug ik als een fietsende aap de laatste meters naar de top. Daar stop ik om foto’s te maken van de renners op de laatste klim. Nadat verschillende groepjes zijn gepasseerd, komt de zwarte renner met zijn dramatische stijl omhoog. Hij trekt en duwt aan zijn fiets, gaat uit het zadel om vervolgens weer te gaan zitten. Dan richt hij zijn blik weer naar de hemel. Maar ook dit keer volgt er geen hulp van hogerhand.

banner wielrenblad nieuwsbrief

 van