07-10-2020 - Wielrenblad, Leesvoer

Wielerverhaal – Verhuizing

‘Ben je er klaar voor?’, vroeg de zwager met wie Johan altijd goed contact gehouden had. De zwager, in wie hij trekjes van Moniek herkende en waarom hij het prettig vond om bij hem in de buurt te zijn. ‘Ja, en nee’, antwoordde Johan. ‘Het is goed om verder te gaan, opnieuw te beginnen, maar ik zie er ook vreselijk tegenop.’ ‘Dat snap ik’, zei de zwager, ‘Laten we maar gewoon beginnen!’ Hij maakte het zeil van de gehuurde aanhangwagen los en gooide de flappen over de bovenkant van het karretje. 

Eerst haalden ze het huis leeg. De meubels die te groot waren voor zijn nieuwe appartement gingen naar de kringloopwinkel. De rest van zijn bezit stond al klaar in dozen. Dat inpakken was een grote klus geweest. Vandaag was het enkel een zaak van sjouwen en afscheid nemen. Afscheid van het huis waar ze zo lang samen hadden gewoond. Het huis dat verweven was met hun levens, een huis met een ziel, hun ziel, het voelde alsof hij nog een keer van haar werd afgesneden. 

Aan het einde van de ochtend was de woning helemaal leeg. Nu restte enkel nog de garage. Het deel waartegen Johan het meest had opgezien. Ooit had er een auto gestaan, maar met de loop der jaren was de garage vooral een opbergplek geworden. Voor dozen vol met boeken en cd’s, voor kapotte apparatuur, lege flessen, oud papier en helemaal achterin voor de twee racefietsen met toebehoren: kleding in een plastic box, twee paar schoenen, helmen, wat gereedschap, routekaartjes en een fikse berg stuurnummers van mooie tochten die ze samen hadden gefietst. Hij zat ermee in zijn maag, die fietsen. Op het ene moment wilde hij ze kwijt. Met de meubels richting kringloopwinkel, een streep onder het verleden. Wat geweest is, is geweest. Klaar. Hij moest verder met zijn leven. Maar op een ander moment klampte hij zich vast aan de herinnering die aan de fietsen kleefde. De vrijheid die ze voelden wanneer ze vroeg in de morgen ergens op de wereld hun schoenen vastklikten in hun pedalen en vertrokken. Het wegdek nog nat van de nacht die in sluierachtige wolken tussen de bomen kleefde om een paar uur later op te lossen in de zon. Lunchen op een terras in de zon. Helm op tafel, twee fietsen tegen het hek, en daarna een beetje stijf geworden, maar met verse brandstof weer verder, benieuwd wat de dag verder brengen zou. 

Samen, altijd samen. Johan fietste nooit alleen. Moniek trouwens ook niet. Ook niet toen ze ziek werd en zei: ‘Ga lekker fietsen, lieve schat.’ Maar Johan, die uitgeput van de vele uren naast haar bed op het punt van instorten stond, kon het niet, wilde het niet. Ondanks haar aansporingen, haar toestemming, voelde alleen op pad gaan als verraad aan hun onuitgesproken verbond. ‘Ik fiets alleen met jou’, zei Johan. ‘En anders fiets ik niet.’ ‘Ik weet niet of het er ooit nog van gaat komen’, fluisterde Moniek op een dag. En Johan zei dat ze dat soort dingen niet moest zeggen, hij zei dat ze moest blijven knokken. Totdat ook hij zag dat het geen zin meer had en hij wist dat hij haar moest laten gaan.  

Inferieur

‘Ga maar’, fluisterde Johan, en hij dacht aan een afdaling na een zware klim. De remmen los, niets anders dan het geluid van de wind, lange tijd het geluid van geluk, maar nu ook het geluid van verlies, het geluid van de dood en daardoor ook meteen het geluid van leven. Toen hij het ziekenhuis verliet was het prachtig weer. Een heerlijke dag voor een stevige fietstocht. Maar met de dood van Moniek was ook zijn liefde voor de fiets verdwenen. 

Ach ja, fietsen; ze deden het dolgraag. Het liefst in de bergen. De herinneringen waren prachtig. En tegelijkertijd deden ze pijn. Misschien wel omdat ze de gelukkigste momenten van zijn leven symboliseerden. Alpen, Pyreneeën, maar ook de Vogezen en het Centraal Massief. Het samen zoeken naar een ritme, hun ademhaling synchroon, alsof ze de liefde bedreven. Wat tot op zekere hoogte ook zo was. In ieder geval een gedeelde liefde. Johan reed iets meer op de macht, Moniek een tandje lichter. Soms wisselden ze een half woord, wezen elkaar op een roofvogel hoog biddend in de helderblauwe lucht, op een kasteel tegen de rotsen, op een wegschietend dier. Soms keek hij naar haar lichaam, naar haar benen, hij hield van haar benen, ze waren pezig, natuurlijk gebruind en gladgeschoren. Soms overwoog hij zijn eigen benen te scheren. Hij deed het nooit, vond dat hij daar het soort renner niet naar was. Niet goed genoeg, of beter gezegd: niet competitief genoeg. Hij fietste om samen met Moniek de wereld te ontdekken. Niet om zich met anderen of met de tijd te meten. 

Ze waren op een maand na even oud, geboren eind jaren vijftig, opgegroeid in een tijd dat roken nog werd aangeleerd. Tijdens het opruimen had Johan foto’s uit de jaren tachtig gezien. Door de ogen van nu bekeken, zagen ze er bespottelijk uit. Als mid-twintigers leefden ze een behoorlijk ruig leven, veel feestjes, drank, experimenteren met drugs, maar niet teveel; samen bewaakten ze een grens. Sport was iets inferieurs, een plat tijdverdrijf, uitgeoefend door simpele figuren met een afgestompte geest. ’s Zomers keken ze wel eens naar de Tour de France, met een half oog, zoals dat zo mooi heet, een soort van plezierig achtergrondgeluid dat paste bij de sfeer van zomer.  

Barrel

Dat hun mening over fietsen, wat volgens Johan en Moniek niet echt een sport was, maar veel meer een middel om wat van de wereld te zien, zo sterk veranderde, had overigens helemaal niets met de Tour de France te maken, maar alles met het passeren van een grens. Samen vierden ze hun dertigste verjaardag, de wereld stond op de rand van een nieuw decennium, een nieuwe tijd brak aan. Verhoudingen in Europa verschoven, de jaren tachtig waren voorbij, het leven kreeg een nieuwe kleur. Vrienden kregen kinderen, ruilden kraakpanden in voor een degelijk huis, leefden een burgerlijk bestaan.  

Maar Johan en Moniek, kinderloos gebleven, voor niemand duidelijk of dat overmacht of een bewuste keuze was, bleven hangen in de oude tijd. Stenen in een voortrazende rivier, een mokkend verzet tegen alles wat niet aansloot bij hun onveranderde wereldbeeld. De grenzen van het experimentele drugsgebruik vervaagden. Een foute vriendengroep trok hen mee in het moeras. Op een dag werd Johan ziek, op zich niet heel erg ernstig, althans niet op papier, maar Johan herstelde niet, of in ieder geval heel langzaam. Geen weerstand, een uitgeput lijf, luidde het verdict, vergezeld met de tip het roer om te gooien. En heel misschien een klein beetje te gaan bewegen. 

In eerste instantie had Johan zich verzet. Daar zat hij dan; met de restanten van een punkkapsel op een hometrainer. Het was een bespottelijk gezicht. Langzaam maar zeker echter veranderde er iets. De inspanning, hoe gering deze ook was, maakte heel diep in Johans lijf iets los. Het was het epicentrum van een grote verandering. Van het een kwam het ander, met als uiteindelijk resultaat dat Johan een racefiets kocht. Een barrel dat eigenlijk die naam niet mocht dragen. De lente dat jaar was uitnodigend mooi, Johan leefde helemaal op en stimuleerde Moniek zijn voorbeeld te volgen. Uiteindelijk werden ruim twee jaar na Johans bekering, want zo zou hij dat later zien, twee schitterende fietsen gekocht. Vanaf dat moment fietsten Johan en Moniek alsof hun leven er vanaf hing. Het was net alsof ze iets in te halen hadden. 

Welverdiend

Johan en zijn zwager vorderden gestaag. Als mollen groeven ze een gang door de troep. De zwager zei: ‘Ik wist niet dat de garage nog helemaal vol rommel stond.’ Een zweem van verwijt waarop Johan reageerde door zich uitgebreid te excuseren. ’Het is al goed’, kapte de zwager Johan af. ‘Ik begrijp het wel.’ Een aantal uur verstreek. Voor Johan was het een reis door de tijd. Confronterend, maar op een bepaalde manier ook troostend. Het maakte Johan duidelijk dat het leven uit fases bestond. En elke fase kent een begin, maar zeker ook een eind. En misschien gold dat ook wel voor deze fase van afscheid, deze fase van rouw.  

De twee werkten zwijgend verder. Slechts een enkele keer werd de stilte verstoord door een vraag, iets leuks of iets bijzonders dat de een aan de ander wou laten zien. Tegen de middag bereikten ze de fietsen. Los van het gebruikelijke verval van een fiets die lang niet is gebruikt, slappe versnellingskabels langs het frame, zachte bandjes, kapot stuurlint en een laag stof, verkeerden de fietsen nog altijd in een prima staat. Johan opende de plastic box, rook aan een shirt, het rook naar toen, een steek van heimwee, maar zeker ook van geluk.  

Aan het einde van de middag was de garage leeg. Enkel de twee fietsen stonden er nog. Als een soort van altaar van het verleden, die door Johan en de zwager werd gemonsterd, terwijl ze genoten van een welverdiende fles bier. ‘Wat denk je dat Moniek zou hebben gewild?’, vroeg de zwager. Johan nam eerst een slok bier, dacht lang na en zei toen: ‘Geen idee, denk ik, nou ja, misschien toch wel, ik weet het eigenlijk niet.’ ‘Wanneer is de oplevering?’ ‘Maandag al.’ ‘Neem ze gewoon mee, en maak dan rustig je keuze’, adviseerde de zwager. ‘Je weet best wat er dan gebeurt’, zei Johan. 

’s Avond zat Johan voor het eerst alleen in zijn gloednieuwe appartement. Alles rook naar nieuw, het nieuw waar hij niet om had gevraagd, maar waar hij mee zou moeten leren leven. Hij miste zijn oude huis, maar hij miste vooral de niet-fysieke aanwezigheid van Moniek die ermee was verweven. Johan voelde zich onthecht. Een oude boom die was verplaatst, de wortels beschadigd, misschien wel voorgoed. Hij had behoefte aan drank, of eigenlijk had hij behoefte aan een roes. Om heel even rust te hebben, even helemaal nergens aan te hoeven denken. Maar tegelijkertijd wist Johan maar al te goed dat na de roes een onvermijdelijke kater volgt. Een bodemloze put van ongeluk. 

Kraker

Toen de tl-buizen aanflitsten in de bijna lege garagebox, voelde het alsof hij zijn eigen woning kraakte. Eerst had hij door het lege huis gedwaald. Er was niets meer van haar te vinden. Daarna ging hij naar de garage. Hij bekeek de fietsen en voelde zich ellendig, bestolen ook van een prachtig leven. Hij opende de box met wielertruitjes, rook aan haar shirts en wenste dat ze nooit gewassen waren. Hij dacht aan haar geur, hij miste haar nu heel fysiek en voelde zich eenzaam. Ze rook lekker wanneer ze een dag lang hadden gefietst. Lekker zweet, hij vond haar lekker wanneer ze nog niet had gedoucht. Wanneer ze languit op een hotelbed lag bij te komen van een fietstocht en hij, zojuist gedoucht, zijn wielerkleding op een hoopje naast het bed, bovenop haar kroop, zweet in haar hals, de afdruk van de helm nog in haar haren. Hij snoof onder haar oksel, de mengeling van zweet, uitgewerkte deodorant en lycra. ‘Ga weg, viezerik, gekke zweetfetisjist’, zei ze, maar haar lichaam zei: ‘Blijf hier.’ Haar lichaam dat Johan zich nu zomaar opeens heel gedetailleerd herinnerde, wat fijn was, maar ook heel pijnlijk.  

Die nacht liep Johan langs de straat, in elke hand een racefiets, ze waren vrijwel identiek, alleen de maat was anders. Hij sleepte ze de lift in, omhoog naar zijn appartement, de lift waarin hij zijn eigen overbelichte spiegelbeeld ontweek, omdat de herinnering heel scherp, maar ook heel vluchtig was. Ook bij het binnengaan van zijn nieuwe woning voelde hij zich een kraker, de kraker van weleer. Hij wurmde de twee fietsen door het met dozen volgestouwde halletje richting de woonkamer en plaatste ze daar tegen de klinisch lege muur. Hij had geen flauw benul wat hij verder met die fietsen zou gaan doen, maar ze stonden er, net als vroeger tegen een muur of een hek wanneer ze stopten voor koffie en appelgebak of een vorstelijke lunch. Het voelde alsof er een klein stukje Moniek met hem was meeverhuisd. Dat was niet voldoende natuurlijk. Bij lange na niet. Maar hij voelde zich een heel klein beetje minder eenzaam.  


De nieuwste uitgave van Wielrenblad kun je bestellen in de Soul Webshop. Losse exemplaren zijn ook weer verkrijgbaar in de betere boekhandels. Ook is Wielrenblad #2 2020 beschikbaar in de Soul Kiosk App. Wil je voortaan geen nummer van je favoriete magazine meer missen? Word dan snel abonnee van WielrenbladDan ontvang alle nummers als eerste in je brievenbus en profiteer je van alle voordelen voor onze trouwe abonnees. Bovendien houd je ook meer tijd over voor je volgende tocht!

 van