20-09-2012 - Surfen, Nieuws

De Curaboys

Jappe Meijsing en Marijn Bouwmeester hebben beiden het tropische Curaçao verruild voor het koude Nederland waar ze nu wonen. De surfroots van Jappe en Marijn liggen in het Oudhollandse ‘paradijs overzee’, maar inmiddels zijn de jongens prominent aanwezig in de Nederlandse surfscene. Jappe won afgelopen jaar de eerste stop van de Protest NK Tour en de O’Neill Sufbenelux Jackpot terwijl Marijn eerste werd bij de Zandvoort Classic 2011. Tijd voor een nadere kennismaking.

Tekst: Josephine Leertouwer
Beeld: Tim Mi, Ray Max, Dave van der Star, Gert-Jan de Koning, Carl Thomson

Marijn Bouwmeester is geboren in Willemstad. Zijn vader had tijdens zijn tijd bij de marine Curaçao leren kennen en is daar met zijn gezin naar toe verhuisd toen hij er een baan aangeboden kreeg. In 1983 werd Marijn geboren, en in de jaren dat hij opgroeide zijn ze vaak heen en weer verhuisd tussen Nederland en Curaçao. In 1996, na een jaar op een privé internaat in Leiden te hebben gezeten, kreeg Marijn vlak voor zijn terugkeer naar Curaçao een bodyboard van een goede kennis. Die adviseerde hem om niet meer “zo ADHD-achtig te gaan doen en lekker in de zee te gaan klooien.” Marijn vertelt dat hij diezelfde dag dat hij in Curaçao aankwam op Canoa Beach werd gedropt. “Mijn zus vierde daar soms wel feestjes en zij wist dat daar gesurft werd. Dus ik ben daar afgezet door mijn vader om zes uur ‘s ochtends en ik werd op zes uur ‘s avonds weer opgehaald. Dat was het begin.”

Marijn

Jappe woonde toen al acht jaar op Curaçao en was al een paar jaar bezig met bodyboarden. Geboren in Tanzania, verhuisde hij met zijn ouders in 1989 naar Curaçao en leefde daar in Bonam. Dit ligt ongeveer vijf kilometer van Playa Canoa vandaan dus wanneer er ook maar een beetje golven waren, was Jappe in het water te vinden. “Als we wisten dat er golven waren en onze ouders konden ons niet brengen, of je had ruzie, dan ging je gewoon lopen. Altijd na school.” vertelt hij, “en soms tijdens.” Toen hij tien jaar was had hij met wat verjaardag geld zijn eerste surfboard gekocht, een tweedehands Local Motion van Christian Smitz. Dit was een tijd waarin er nog maar weinig surfboards verkrijgbaar waren op het eiland dus de boards die er aangeboden werden, waren vaak niet in al te goede staat. Ondanks de gehavende conditie van zijn surfboard was Jappe direct hooked. Elk weekend, elk momentje dat hij tijd had, ging hij surfen. “Op mijn dertiende deed ik al 360’s. En toen kwam Marijn erbij.”

Van begin af aan was er een gezonde rivaliteit tussen de twee. Pas later, toen ze begonnen met surfen, groeide er een vriendschap uit die vele uren samen in line-up. Jappe surfte na zijn Local Motion op een zelf gemaakt boardje van een excentrieke shaper/tatoeëerder en is later boards gaan bestellen bij Charlie Ballantino. Charlie heeft als eerste blanks en glasvezel uit de VS geïmporteerd naar de ABC eilanden en is in een container gaan shapen onder de naam Sunchild Surfboards. “Hij heeft nu iets van 200+ boards gemaakt en dat is best wel goed voor een surfscene met 30 mensen”, vertelt Marijn. Net als Jappe had Marijn eerst een tweedehands surfboardje. Toen dat board brak had hij vanuit Amerika een Eric Arakawa 6”0 besteld. “Dat board heb ik zo’n tweeëneenhalf jaar gehad. In die tijd begonnen we een beetje te knallen. Met dat boardje heb ik ook de contest gewonnen in 1999.” Die wedstrijd was de eerste contest op Canoa waar de boys aan meededen, Jappe werd tweede. De eerstvolgende wedstrijd, in 2002, werd Jappe eerste, evenals bij de derde wedstrijd in 2005.

Jappe

Er was geen sprake van sponsoring op Curaçao dus geld voor trips was er niet. Wel maakten ze af en toe een surftrip naar Aruba of Klein Curaçao, een eilandje ten oosten van Curaçao met een mooie rechtse break. Hier surften ze van zonsopgang tot zonsondergang en als ze niet in het water lagen, werkten ze aan de hut, Fort Japmar, die als schuilplaats diende in het dorre landschap. Hutten bouwen was trouwens een vertrouwde bezigheid van de surfers op Canoa. Vanaf dag één dat er gesurft werd, is er ook gebouwd op de noordkant. Er waren twee groepen surfers, de blowers en de sportievelingen, beiden hadden hun eigen hut. De hutten werden regelmatig in de fik gestoken door de andere groep en vervolgens weer opgebouwd. Luis Martis, een blanke Antilliaanse surfer, heeft op een dag allemaal lantaarnpalen in beton gestort en een sterke hut van drie verdiepingen gemaakt. “Die was echt huge. We konden onze auto’s eronder parkeren, tennissen, loungen tussen de palmtakken.” Maar ook deze is later afgebrand.

De noordkant is eigenlijk een niemandsland waar arme vissers lang geleden hun schamele abodes bouwden dus de hutten van de lokale surfers staken niet vreemd af. Marijn legt uit dat de noord kant een plaats voor jongeren was, “Zoals onze zussen.” Jappe voegt toe, “Het was een beetje een plek waar je niet zo snel kwam, tenzij je surfte natuurlijk.” De noordkant is dan ook taboe onder de lokale Antilliaanse bevolking. Ze zijn bang voor het ruwe water omdat ze vaak niet kunnen zwemmen en ook de drugshandel die daar plaatsvindt schrikt ze af. Marijn: “Ook zie je dooie honden, dooie ezels, dooie varkens. Zijn [Jappe’s] broer heeft zelfs een keer een aangespoeld Colombiaans lijk gevonden, vastgebonden, met kogelgaten. Dat zagen wij als jonge kinderen.” Niet alleen wordt de noordkant eng gevonden door de drugs en aangespoelde dieren, ook de weg die er naar toe leidt maakt het er niet gemakkelijker op. Jappe: “De weg is heel slecht. Echt een weg vol met gaten, je sloopt je auto elke keer als je daar rijdt.” Als dat nog niet genoeg is loopt er ook nog een zwerver rond. “De Rasta Pinda. Soms flipt ‘ie en dan haalt hij opeens zijn mes te voorschijn. ‘Makamba! Makamba! Ik maak je dood!’” zegt Marijn lachend.

Cura Crew

Ondanks dit alles is Canoa een geliefde surfspot en een fantastische break. Als er een contest plaatsvond waren er al wel driehonderd toeschouwers op het kleine strandje te vinden. Het hoge surfniveau en de spannende heats waren reden genoeg om de slechte weg en de Rasta te trotseren. De CSA [Curaçao Surfing Association] zorgde voor gratis eten, drinken, bier, en na afloop voor een sicke trophy. Al was de organisatie soms minimaal, toch hadden die driehonderd man aan het einde van de dag allemaal gratis spareribs gegeten. Er werd reclame gemaakt en over het hele eiland posters opgehangen. Marijn vertelt dat ze een beetje gingen flirten en flyeren onder de stagiaires die vervolgens met tien vriendinnen naar het strand kwamen voor de wedstrijd. Kortom, een dagje barbecueën en surfen kijken in de zon trok van alle kanten mensen. Hier in Nederland is dat minder door de kou, zegt Marijn. Ook ligt het niveau daar hoger omdat de surfers allemaal meedoen terwijl hier de goede surfers meestal thuis blijven. Marijn: “De jongere guys van 19, 20, die doen mee, maar niet die van onze leeftijd. Op Curaçao doen we wel allemaal mee.”

Als kinderen keken Jappe en Marijn niet naar de lokale jongens om hun surf stijl op te baseren. Waar ze wel naar keken was een oude video van Christian Fletcher. Jappe: “Er was maar één video op het eiland en dat was nog in de tijd van de cassetteband dus iedereen had ‘m gekopieerd. Fletcher is van de airs en ja, daar hebben we ons surfen een beetje op gebaseerd. Een beetje die skate-style, veel vliegen, veel snelheid maken.” Fletcher vond dat je je stijl niet bewust moest gaan beïnvloeden maar dat deze natuurlijk kwam met veel doen. “In deze ‘natural style’ vlogen je armen alle kanten op maar dat maakte niet uit, als je maar keihard ging. ” vertelt Marijn. Met harde death metal op de achtergrond waren de boys helemaal stoked om na het kijken van die video direct naar het strand te racen om zelf te knallen. Jappe: “Laatst zaten we die video weer eens te kijken en wow… We hebben daar toch wel veel van geleerd. Die video was ook perfect want hij duurde maar 12 minuten dus voor het surfen even snel kijken en dan bam! naar de beach.” Tijdens hun schoolperiode surften Jappe en Marijn zo’n twee keer in de week en meestal in het weekend omdat ze gewoon naar school moesten. Marijn vertelt dat ze van jongs af aan al hun vrije tijd in de zee doorbrachten omdat ze door hun moeders werden meegenomen naar het strand. Hun moeders wilden ook niets liever dan hun vrije tijd daar doorbrengen dus ook in vakanties gingen ze iedere dag naar het strand. Ook al was het flat waren ze toch de hele dag in het water te vinden. “Maken wat je ervan maken kon… de kleinste golfjes surfen, daar leer je ook weer van. Dan heb je een keer een grotere dag en surf je toch weer beter omdat je al die speed kan maken op een kleinere golf,” zegt Jappe.

Marijn & Jappe back in the days

Later, toen ze gingen werken en zelf een auto hadden, surften ze iedere dag, voor en na het werk, ieder moment dat ze tijd hadden. Jappe werkte op Jantiel beach bij Zanzibar achter de bar en op het strand. Marijn werkte als deckhand op een zeilboot, hij deed snorkel- en duiktours met toeristen. “Op een gegeven moment werd er niets meer georganiseerd aan contests maar je gaat toch naar de beach. Het leven gaat door. Je bent lekker aan het surfen, aan het genieten,” vertelt Jappe. “Ja, goeie tijden.” Ook in die periode bleven Jappe en Marijn elkaar pushen met onderlinge wedstrijden. Ze deden 360 contests, aerial contests, reverse contests, en de regels waren simpel: wie de meeste airs maakte, had gewonnen. Marijn: “Tot 2010 zijn we doorgegaan met de omgekeerde rotatie, de reverse. Daarom spint Jappe zo goed.” Ze maakten er filmpjes van en zagen zo wat de ander kon om dit vervolgens weer na te doen. De laatste jaren op Curaçao zaten ze ieder weekend te editen en hebben ze samen meerdere filmpjes gemaakt.

Jappe

In 2010 is Marijn naar Nederland gegaan om te gaan werken in Zeeland. Daarna is hij voor Ripcurl gaan surfen en naar Scheveningen verhuisd. Tegenwoordig is hij niet meer weg te denken uit de line-up. Hij heeft het afgelopen jaar in Nederland meer gesurft dan toen hij op Curaçao woonde en zich bewezen als een echte coldwave diehard. Jappe kwam niet lang na Marijn ook naar Nederland. Jappe: “Mijn vriendin ging hier studeren en daarbij had ik het ook wel een beetje gezien daar. Het is 60 km, dat eiland, en op een gegeven moment ken je elke cactus en elke steen.” Door verhalen had hij matige verwachtingen van de surf hier, maar toch heeft hij ontzettend veel kunnen surfen. Hij kreeg bij zijn aankomst in Nederland een wetsuit van Marijn en kon zo direct aan de slag.

Marijn

“Die pakken zijn eigenlijk zo goed tegenwoordig dat je zelfs in de winter gewoon lekker kan rippen. Ik had echt nooit gedacht dat ik zoveel zou gaan surfen in Nederland.” Wat een enorme booster is zijn de fotografen en de media die in de Nederlandse surfscene veel prominenter aanwezig zijn dan op Curaçao. Marijn: “We zijn ook fotogeil, we geven het toe. We zijn fotogeil.” Als ik vraag naar hun toekomstplannen zeggen ze beiden naar het buitenland te willen. Jappe: “Ik zou heel graag nog contests in het buitenland surfen. Sponsoring krijgen en dan over de hele wereld surfen.” Marijn zou liever naar een warm land willen verhuizen. “Peru, Argentinië, of een groter eiland als Puerto Rico”, zegt hij. “Hoeft geen Curaçao meer te zijn.” Jappe houdt die deur nog iets open. “Misschien wil ik later nog wel terug naar Curaçao. Wie weet.” Maar voorlopig laat die grijze Noordzee de Curaboys nog niet los.

 van