Route: Gstaad
De afgelopen dagen hielden we ons hart vast. We hebben maar één dag om het maximale uit het Zwitserse bergoord Gstaad te halen, maar het was daar de afgelopen dagen vreselijk slecht weer. En eind september met kou en regen in de Alpen fietsen is geen lolletje. Maar nu, terwijl we in de namiddag arriveren in dit chique wintersportoord Gstaad, is duidelijk dat we zeldzaam boffen: de voorspellingen voor morgen zijn fantastisch.
Ons hotel blijkt niet in Gstaad maar in Schönried te zijn, een klein dorpje vlak boven Gstaad, een paar kilometer de berg op. Maar eerst rijden we nog even langs Saanen, ook vlakbij Gstaad. Bij de fietswinkel aldaar zou ons materiaal voor morgen klaar moeten staan, beloofde een vriendelijke dame van ons hotel over de telefoon. Tegen sluitingstijd melden we ons bij de eigenaar van de winkel, een typische berg-Zwitser van in de vijftig, inclusief snor en een buikje. Zijn ogen beginnen te glimmen als we vertellen dat we gasten zijn van Hotel Ermitage. ‘Sie werden gut essen’, vertrouwt hij ons met een knipoog toe, en geeft ons zonder verder nog vragen te stellen twee gloednieuwe fietsen ter waarde van duizenden euro’s mee. Als we daarna nog even rondkijken in de winkel, valt op dat aan menig fiets een prijskaartje van meer dan 10.000 Zwitserse francs hangt. Wat onze fietsen rücksichtslos tot middenklassers degradeert. Nou ja, we zijn hier ook niet om indruk te maken.
Underdressed
Terwijl de winkel achter ons wordt gesloten, laden fotograaf Merijn, reisgenote Julie en ik het fonkelnieuwe materiaal voorzichtig in. We rijden de laatste kilometers naar Hotel Ermitage en wandelen, diep weggedoken in onze capuchontruien, de receptie in. We voelen ons koud, hongerig en ietwat onfris, na een lange dag in de auto. Binnen dwarrelt ons live gespeelde pianomuziek tegemoet. Achter de balie lacht een geüniformeerde receptionist ons toe, we worden duidelijk verwacht. Hij haalt de manager op die ons officieel verwelkomt, beleefd informeert of onze reis voorspoedig was en vertelt dat de auto voor ons geparkeerd zal worden en een kruier onze bagage zal overnemen. ‘We horen graag wat u ondertussen van ons wilt drinken’, voegt hij er aan toe. Hij wacht ons gestamel niet af en voor we het weten zitten we met een heerlijke mousserende witte wijn in de lobby en worden er hete handdoekjes gebracht om ons mee op te frissen. We voelen ons hopeloos underdressed en ontmaskerd omdat we niet gewend zijn aan de luxe om ons heen. Gelukkig doen de wijn en rustgevende pianomuziek al snel hun werk. We ontspannen wat en beginnen grappen te maken. Al snel vragen we ons af of de rest van de gasten inmiddels al aanstoot aan ons neemt. Gelukkig is het tijd om ons om te kleden en richting diner te gaan. Vooruit, hier kunnen we best aan wennen.
Luxe
We worden naar onze kamers gebracht en spreken af over een half uur te gaan eten. Terwijl ik op mijn bed lig te genieten van
de algehele situatie, wordt er aan de deur geklopt. Als ik open doe vraagt een vriendelijk lachende dame in een Dirndljurk of ze ‘mijn bed mag openen’, waarna ze langs me heen op mijn bed afstapt. Ze slaat de deken open zodat ik straks zonder enige belemmering in bed kan stappen, legt een kleedje naast het bed zodat mijn voeten morgenochtend comfortabel landen op Zwitserse grond en vertrekt weer, nog steeds vriendelijk lachend. Beduusd stap ik onder de douche, dit heb ik nog nooit meegemaakt.
Het à la carte driegangendiner is precies zoals de knipoog van de besnorde fietsenmaker voorspelde, met een overdaad aan keuze en een hoofdkelner die je met overgave uitlegt welke van de beschikbare porten je favoriete kaas het meest complimenteert. Én als stand-up comedian fungeert. Maar we verheugen ons vooral op morgen, want met een dag fietsen achter de kiezen smaakt zo’n diner pas echt goed.
Voor we naar bed gaan struinen we nog wat door het hotel en treffen een schijnbaar oneindige aaneenschakeling van faciliteiten: bioscoop, reiswinkel, spa/wellness, het houdt niet op. Er is zelfs voorzien in een fietsenstalling annex werkplaats, waar je zelf aan je fiets kunt werken met de aanwezige gereedschappen. Allemaal mooi en aardig, maar we zijn te moe om ergens gebruik van te maken. Het enige dat we nog willen is naar bed.
Gids Rüdi
Na een diepe slaap, zoals dat alleen kan op 1200 meter hoogte, steek ik de volgende ochtend gespannen mijn hoofd naar buiten. Kraakheldere hemel, zon, windstil. Het is koud, maar ik zie bergtoppen en ruik geurende bloemen. Het kan niet beter. We proberen ons niet kansloos te eten aan het overdadige ontbijt, kleden ons om en begeven ons naar de receptie. Daar ontmoeten we onze gids, wederom een typische berg-Zwitser van in de vijftig, inclusief snor. Hij stelt zich in typisch Schweizerdeutsch voor als Rüdi en het verbaast ons niet als hij vertelt dat ook hij tot voor kort eigenaar was van een fietswinkel in de regio. Inmiddels heeft hij zijn zaak verkocht en klust af en toe wat bij als gids. In tegenstelling tot de eigenaar van onze fietsen, is hij dan ook slank en afgetraind. Zijn materiaal degradeert het onze nog een slag verder en we worden ietwat angstig dat hij hetzelfde met ons gaat doen, ondanks zijn respectabele leeftijd.
We gaan op pad en slaan meteen rechtsaf een weggetje in dat ons naar het tweehonderd meter lager gelegen Gstaad voert. Zonder nog een meter getrapt te hebben, freewheelen we door de kou naar beneden. Het kippenvel op onze blote benen wordt ruimschoots gecompenseerd door de weidse Alpengezichten die ons al in de eerste minuut van deze rit om de oren vliegen. Diepgroene weiden contrasteren met de felblauwe lucht. Aangekomen in Gstaad wijst gids Rüdi ons op het indrukwekkende Gstaad Palace Hotel, dat fier boven het dorp uittorent. Dit extreem chique hotel werd gebouwd in 1913, nadat de spoorweg tot dat moment afgelegen berggebied had ontsloten. Hiermee begon Gstaad’s reputatie als resort voor de rich and famous.
Stijgen in Gstaad
Na de nodige foto’s gemaakt te hebben is het hoog tijd om op te warmen, want we hebben nog geen meter kracht hoeven leveren. We rijden zuidwaarts het dorp uit en hoewel de vallei prachtig is, rijden we langs een riviertje en is er van hoogtemeters dus nog geen enkele sprake. Maar door het tempo wat op te voeren ‘koffiemalen’ we onszelf eindelijk een beetje warm.
Inmiddels begint ook de zon aan kracht te winnen en zich minder achter de bergen te verstoppen. Bij Gsteig slaan we de Route du Pillon in en nu kunnen we eindelijk onze tanden in een klim zetten. We rijden omhoog met uitzicht op een indrukwekkend massief en Rüdi vertelt dat we nu Franstalig gebied binnen rijden. Hij benadrukt dat door elke tegemoetkomende fietser consequent met ‘bonjour’ te begroeten. We maken er wat grappen over, maar hij wijst erop dat het voor de Zwitsers een serieuze zaak is. Ook praat hij volop over de skimogelijkheden die zich bovenop het massief aan onze linkerzijde afspelen. Hij lijkt soms te vergeten dat wij hier toch echt voor het fietsen zijn, maar we nemen het hem niet kwalijk. Fietsen kan hij overduidelijk en hij is nu eenmaal een typische berg-Zwitser van in de vijftig, inclusief snor. Die zijn gek op skiën.
We krijgen al flinke percentages voor de kiezen en over de temperatuur hebben we in het geheel niet meer te klagen. Vlak voor we de 1600 hoogtemeters bereiken passeren we een col en gaat het omlaag richting Ormont-Dessus, waarna we rechtsaf de Route des Voëttes inslaan, de berg op. Het is een prachtig weggetje, klein en steil, dat tussen heerlijk geurende Alpenweiden omhoog kronkelt. Als ik er een opmerking over maak tegen Rüdi, zegt hij dat zijn neus er reeds lang geleden mee uit is gescheiden en hij er zodoende niks van ruikt, waarna hij bij schakelt als om te zeggen dat dat niet betekent dat hij te oud is om te fietsen.
Jetset
We kruisen de wat grotere N11, wat een toegangsweg naar het skidorpje Les Mosses blijkt te zijn. Het dorpje ontkomt niet aan de wat treurige sfeer die nu eenmaal bij skidorpjes in de zomer hoort, dus pauzeren doen we er niet. We blijven een tijdje op zo’n 1400 meter hoogte en dalen dan schitterend af, waarbij fris geurende bossen worden afgewisseld door vergezichten en diepe kloven. Het is hier duidelijk minder bewoond en de natuur is ruwer. De weg is perfect: overzichtelijk en rustig. We arriveren dolblij in Château-d’Oex, waar het tijd is voor de lunch. Hotel Richemont blijkt in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden redelijk betaalbaar te zijn.
In het zonnetje op het terras gaat Rüdi flink op zijn praatstoel zitten en vertelt over de populariteit die Gstaad en haar omgeving genieten bij de rijken der aarde. De auto’s in de parkeergarage van het hotel hadden ons al een hint gegeven dat sommige gasten goed in de slappe was zitten. Rüdi vertelt dat het kleine dorpje waar hij woont tien inwoners heeft, maar driehonderd zeer exclusieve auto’s telt, gestald in een grote garage. Rijke Zwitsers, koninklijke families en Hollywoodsterren, je kunt ze allemaal tegen het lijf lopen. Zij het voornamelijk in de winter, als Gstaad het wintersportoord van de jetset is. Als wielrenner heb je hier allemaal weinig last van, want als fietsbestemming is de omgeving, hoewel uiterst geschikt, nog weinig bekend.
Zwitserse asfaltkwaliteit
Na de lunch rijden we het dorp uit en Rüdi stuurt ons meedogenloos rechtstreeks de berg op, over de toepasselijk genaamde Route du Mont. Het is een prachtige klim over een weliswaar klein weggetje, maar met goed asfalt en lekker lopend. Al snel hebben we bijna 400 hoogtemeters bovenop de niet bepaald lichte lunch gekregen. Ik fiets naast Rüdi in stevig tempo omhoog, Julie fietst een meter of tien voor ons en is duidelijk aan het proberen ons voor te blijven. De weg kronkelt en we kunnen niet zien hoever de klim nog doorloopt. Dan hoor ik Rüdi ‘noch hundert Meter’zeggen, wat betekent dat de col na de volgende bocht moet liggen. Ik schakel drie tandjes zwaarder en sprint er volle bak vandoor. Met minstens tien kilometer snelheidsverschil knal ik langs Julie en arriveer ruim voor haar op de col. ‘Een beetje plagen mag wel toch?’, zeg ik. ‘Natuurlijk, maar ik merk wel dat ik er erg chagrijnig van word’ zegt ze, competitief als ze is. Ik geef toe dat Rüdi verklapte dat we er bijna waren, ik had het geen meter langer vol kunnen houden. Haar gezicht klaart wat op, we kunnen als vrienden aan de afdaling beginnen.
Na wat schermutselingen met enkele Zwitserse koeien en wederom een prachtige afdaling, met dank aan de Zwitserse asfaltkwaliteit op kleine weggetjes, komen we weer op de N11. We rijden door Rougemont terug naar Saanen, waar we weer overdonderd worden door de schitterende Chalets. Rüdi legt uit dat alle bebouwing die we vandaag tegengekomen in chalet-stijl is, dit is al in de jaren twintig wettelijk vastgelegd en hieraan ontleent de regio deels zijn charme. Dat klinkt kitscherig, maar doordat veel chalets dus al bijna honderd jaar oud zijn, voelt het heel authentiek aan. Sterker nog, sommige van de chalets, die allemaal grotendeels van hout zijn en voorzien van prachtig houtsnijwerk, stammen uit de vroege zeventiende eeuw. Het zijn absolute kunstwerken om te zien en het is moeilijk te geloven dat ze zo goed bewaard zijn gebleven. Volgens Rüdi zijn de gebruikte houtsoorten in combinatie met de weersomstandigheden op hoogte daar verantwoordelijk voor.
Drie haarspeldbochten voorsprong
We springen weer op de fiets en rijden omhoog naar ons hotel in Schönried. Daar zien we, ondanks alle hoogtemeters en schoonheid van vandaag, negenenzeventig kilometer op onze tellers staan. Dat is onze eer te na en ook Rüdi, die zich prima lijkt te vermaken met ons gedol op de berg, wil nog wel even door. Hij weet nog een leuke klim hier in de buurt die prima als toetje kan dienen. Hup, we rijden Schönried aan de andere kant weer uit. In het gehucht Saanenmöser slaan we rechtsaf en meteen weer rechtsaf de Hornbergstrasse in. Het gaat nu flink omhoog en ik versnel, om toch nog even een speldenprik uit te delen. ‘Immer geradeaus bis zur Bergstation’, roept Rüdi achter me aan. Wat begon als een speldenprikje, is opeens een erekwestie. Nu moet ik wel doorrijden. Ik schuif het gas vol open en rijd soepel omhoog. De helling blijft net onder de tien procent en dat is maar goed ook, want de peperdure huurfiets waarop ik rijd heeft als lichtste verzet 34-23. Dat komt ongeveer overeen met een ouderwetse 39-26 en hoewel dat theoretisch alles is wat je nodig hebt, is de praktijk vaak anders. Voorlopig kan ik goed blijven draaien en heb ik al snel drie haarspeldbochten voorsprong op Rüdi en Julie.
Ik kan nu wat om me heen kijken en zie dat de weg omhoog zigzagt over een enorme skipiste, op wat ongetwijfeld de Hornberg is. De laagstaande zon zet de bergtoppen om ons heen in prachtig licht, maar ikzelf rijd in de schaduw en het wordt in rap tempo kouder. Door de geleverde inspanning baad ik in het zweet en voel dat ik het onmiddellijk koud krijg zodra ik ophoud vermogen te leveren. Voorlopig is daar geen gelegenheid toe, want de klim begint nu echt venijnig te worden. Ik merk dat ik nu al drie keer tegen de Di2-knop heb geduwd in de hoop een verborgen 25 aan te treffen, maar zonder resultaat. Beneden me zie ik Rüdi en Julie rijden. Ze zijn nog steeds samen, knap van de toch lichtbejaarde berg-Zwitser. Ik ken Julie goed genoeg om te weten dat ze alles doet om me bij te halen, dus gas terug nemen is geen optie. Harkend besluit ik er dan maar voor te gaan en ik hou mezelf de onrealistische gedachte voor dat die 23 misschien nog een leuk Strava-resultaat oplevert.
Na een half uur en ruim vijfhonderd hoogtemeters kom ik aan bij het begin van de piste, waar twee prachtig gelegen hotels en een fenomenaal uitzicht wachten. ”s Winters moet het hier ook prachtig zijn, maar ik realiseer me eens te meer dat uitzichten, net als bier en maaltijden, beter zijn als je ervoor gewerkt hebt. Ik check Strava, verbijt mijn teleurstelling, kleed me aan en probeer warm te blijven terwijl ik van het uitzicht geniet. Rüdi en Julie komen drie minuten later samen aan en doorlopen hetzelfde ritueel, behalve dat Julie een QOM heeft gepakt. De kou had mijn humeur al danig aangetast, maar een highfive op deze fabuleuze slotklim kan er nog wel af. Snel dalen we af en rijden over de grote weg terug naar Schönried, Julie voorop, ik erachter en Rüdi in het laatste wiel. Vlak voor we bij het dorp zijn, roept Rüdi ‘hundert Meter!’ en klapt vol over ons heen. Daar hebben we niet van terug en ik heb mijn lesje geleerd. Met vijfennegentig kilometer op de klok arriveren we bij bij Hotel Ermitage. Daar glimmen Rüdi’s ogen als hij zegt dat hij een prachtige dag heeft gehad. We antwoorden dat het geheel wederzijds is. Deze ene dag in de Zwitserse Alpen bracht meer dan we hadden durven hopen. We nemen hartelijk afscheid en verheugen ons op een avond in de Spa-welness, een verdiend diner en de grapjes van de hoofdkelner, een typische berg-Zwitser van in de vijftig, inclusief snor en een buikje.
Hotel: Ermitage ***** – Wellness & Spa Hotel Schönried, Gstaad
www.ermitage.ch
Reisaanbieder: Road Bike Holidays
www.roadbike-holidays.com/nl
Woord: Jan Koelmans // Beeld: Merijn Souters
Route: Gstaad
Meer lezen?
Dit artikel is afkomstig uit Wielrenblad #1 van 2017. Dit nummer kunt u hier bestellen. Digitale uitgaven lees je in de Soul Kiosk App. Wilt u niks meer missen op het gebied van Wielrennen, word dan abonnee! Voor de laatste updates volg je ons op Facebook en Instagram!