29’er vs 26’er
Nu is het tijd voor technischere trails. In het eerste nummer van 2011vergeleken we een 26’er en een 29’er op typisch Nederlands terrein. De twee mountainbikes waren qua set-up vergelijkbaar, maar de 29’er bleek hier zonder twijfel in het voordeel en enkele vooroordelen van ondergetekende moesten het onderspit delven. Maar zijn die 29’ers nu ook lekker bruikbaar als je graag technische trails rijdt? En is het zo, zoals nogal wat merken claimen, dat een 29’er met 120mm veerweg grofweg te vergelijken valt met een 140mm 26’er? Wij gingen naar de Vogezen – ditmaal met een Turner Sultan die dienst deed als 29-platform en een 26’er Canyon Nerve AM 6.0. De Canyon Nerve AM beschikt over 150mm veerweg (140 achter) tegenover de 120mm van de Sultan.
Tekst en foto’s: Irmo Keizer
De 29’er – Turner Sultan
De Sultan voelt direct vertrouwd aan. De zit is vertrouwd en lijkt vrijwel gelijk te zijn met de eerder door ons gereden Turner 5 Spot. Klimmen gaat prima en even later liggen de eerste trails op ons te wachten. Stabiliteit blijft ook hier het woord dat overheerst. Maar meteen valt ook een andere eigenschap op: gebrek aan speelsheid. Terwijl je op je ‘oude’ 26-trailbike dikke lol hebt, voelt het allemaal zo normaaltjes aan op de 29’er. Ook eenvoudige zaken zijn moeilijker, zoals je bike even op zijn achterwiel manoeuvreren, aangezien het voorwiel simpelweg verder voor je zit en de achteras verder naar achteren. Het kost dus meer moeite om je kont zover naar achteren te krijgen. De houding tussen de wielen mag dan wel efficiënt zijn en safe voelen, speels is het zeker niet. Het bochtenwerk blijft een ervaring op zich. Het sturen is namelijk merkbaar trager. Maar of het nu die wielbasis is of het toegenomen contactoppervlak – je kan écht harder die bochten door. Obstakels worden opgeslokt zonder morren. De 120mm rijdt met vergelijkbaar gemak over de rotsblokken en die paar centimeter veerweg lijk je niet te missen. Naar boven is, ook op grof terrein, de grip weer fenomenaal. Nét dat beetje meer blijkt hier echt een verschil te maken. So far so good.
We krijgen de smaak te pakken, het terrein went en het wordt tijd om er een technisch schepje bovenop te doen. De eerste switchbacks dienen zich aan. Zonder problemen gaat de fiets de eerste paar door. Maar het voelt raar. Je krijgt het gevoel alsof je jezelf in een knoop rijdt. Het flowy pad erna wordt met speels gemak bedwongen en ook de achterkant van links naar rechts gooien blijkt geen probleem te zijn. Even later gaat het steiler naar beneden. Een rotsachtig pad, steil en een switchback waar je ‘u’ tegen zegt. Insturen gaat, maar vervolgens lijkt het alsof je met je Hummer moet inparkeren in de gemiddelde Nederlandse parkeergarage. Ligt het aan mij? Moet ik agressiever insturen? De switchback op het voorwiel rijden? Maar dat is bijna niet te doen met dat enorme wiel voor je. Het blijkt een alles behalve vertrouwen gevende situatie. De steile switchbacks zijn duidelijk een brug te ver voor een dergelijke fiets.
Naast deze enigszins verwachte tekortkoming valt ook de minder stijve voorvork op. De vorkpoten van de Fox lijken meer te flexen, iets wat in grof, technisch terrein knaagt aan ons vertrouwen. Het is geen onoverkomelijk punt aangezien er nog ruim voldoende stijfheid is, maar het verschil is duidelijk merkbaar als je van fiets naar fiets overstapt. De toegenomen lengte van de vorkpoten zorgt voor een afname in stijfheid.
Op dag twee is het plan om te wisselen van fiets. Joost Wichman pakt de Turner, ik de Canyon. Maar twee lekke banden gooien roet in het eten en bij gebrek aan passende binnenbanden, is het testen van de 29’er klaar voor het weekend. Op pad met de Canyon Nerve dus.
De 26’er revisited – Canyon Nerve AM 6.0
Speelsheid is troef op een 26’er, dat is zeker. Hoewel de ‘rechttoe rechtaan’ paden met de 26’er eigenlijk moeilijker te rijden zijn, voelt het ook leuker aan. Je krijgt meer het speeltuingevoel. Het missen van die enorme stabiliteit van een 29’er voelt alsof je in plaats van in een Boeing nu met een F-16 onderweg bent. Opvallend. Obstakels lijken met de 29’er makkelijker te nemen, ondanks de iets mindere veerweg. De wielbasis en de diameter lijken dus van grotere invloed dan die paar centimeter minder veerweg. Maar de 26’er heeft ook voordelen: het is fijn om op technisch terrein je fiets nét even iets makkelijker van koers te kunnen wijzigen. Het heen en weer smijten gaat gewoon lekkerder. Even op je achterwiel? Eitje. Dan doemen de switchbacks op van de dag ervoor. Dé grote test of de stuurmanskunsten nu gewoon tekort schoten of… dat het gisteren aan de fiets lag. Met speels gemak draait de Canyon door de steile switchback. Een wereld van verschil met de 29’er van gisteren. Maar moeilijk te omschrijven waar nu precies dat enorme verschil vandaan lijkt te komen.
Speels of stabiel
Zijn we er dan uit? Gaan we voor het lekker speelse gedrag van de 26’er, of wordt het de stabiliteit van de 29’er? Het blijft moeilijk. Tijdens deze tocht zijn een aantal tekortkomingen van de 29’er duidelijk naar voren gekomen. Trails worden anders, rijgedrag moet worden aangepast. Je bikeset-up moet onder handen worden genomen, het is geen kwestie van de componenten overzetten op je nieuwe 29″ frame. Een kortere stuurpen en een breder stuur kunnen in ons geval wellicht het rijgedrag van de 29’er verbeteren, maar zoals gezegd blijken de bandengoden ons slecht gezind. Wel kunnen we wederom voorzichtige conclusies trekken. Ja, de 29’er heeft zijn voordelen en is op veel ondergronden beter. Tegelijkertijd zijn er genoeg trails te rijden, zeker buiten Nederland, waarbij we een 26’er simpelweg leuker vinden dan een 29’er. En dat de 29’er qua gevoel ook tekort schiet. De speelsheid verdwijnt. Uiteraard kan je met een 29’er op technische trails je grenzen weer verleggen, maar dit doet aan het gevoel niets af. Dat gevoel, waarbij je al schreeuwend van genot de berg af rijdt, is een factor die maar weinig wordt belicht in de informatie rondom 29’ers, maar het valt ons enorm op. Het achtbaangevoel, waarbij de adrenaline en endorfine door je aderen stromen en je van oor tot oor een glimlach op je gezicht krijgt. Wij houden onze 26’ers nog maar even aan voor die vette trails.
Goedemorgen bikebusiness
“Nog even een paar binnenbandjes inslaan” was de gedachte vlak voor de test. Deze gedachte is eenvoudig, het kopen blijkt lastig. Fietshandelaren blijken vrijwel geen 29″-collectie te hebben. Geen binnenbanden, laat staan buitenbanden. Aan de ene kant lijkt dit een inschattingsfout van de winkels, maar enige navraag leert al snel dat ook buitenbanden nog steeds moeilijk te krijgen zijn. De Racing Ralphs waarmee onze testfiets is uitgerust blijven er dus op liggen, al hadden we de bike vooral vooraan graag van wat grover rubber voorzien. En met een schamele oogst van één binnenbandje gaan we op pad. De situatie in Frankrijk lijkt niet anders te zijn. Iets minder relevant, omdat je die onderdelen niet dagelijks of wekelijks vervangt, maar toch opvallend: ook de beschikbaarheid van tandwielen (je hebt immers door de overbrenging van de grotere wielen kleinere voorbladen nodig), velgen, voorvorken en allerhande andere zaken voor de 29’er. Hoewel de weg naar de 29’er door fabrikanten hard is ingezet, lijkt de beschikbaarheid van die onderdelen op het ogenblik nog een praktisch knelpuntje voor een definitieve omslag naar de grote wielen.